2 mavo - spelling - komma

2 mavo - spelling
Komma
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 10 slides, with text slides.

Items in this lesson

2 mavo - spelling
Komma

Slide 1 - Slide

Doelen
Aan het einde van de les:
  • weet je wanneer je een komma moet gebruiken.

Slide 2 - Slide

Uitleg: komma
Met een komma maak je een zin overzichtelijker. Je laat zien waar de lezer een korte pauze kan inlassen.

  1. Zet een komma tussen twee werkwoorden die niet bij hetzelfde gezegde horen.

Voorbeeld:
  • Als ik later groot ben, word ik rechter.
  • Toen we wegreden, zag ik nog net de poes voor het raam liggen.

Slide 3 - Slide

Uitleg: komma
2. Gebruik een komma tussen bijvoeglijke naamwoorden die van plek kunnen wisselen.

Voorbeeld:
  • Dat is een lange, smalle weg. 

Slide 4 - Slide

Uitleg: komma
3. Zet komma's tussen de delen van een opsomming. Voor en of of schrijf je geen komma. 

Voorbeeld:
  • We gingen zwemmen, snorkelen en surfen. 

Slide 5 - Slide

Uitleg: komma
4. Zet een komma voor de signaalwoorden maar, want, omdat, doordat, tenzij, terwijl, mits, zodat, zodra.

Voorbeeld:
  • Ik ga op tijd naar huis, want ik moet morgen vroeg op.. 

Slide 6 - Slide

Uitleg: komma
5. Na een naam, aanhef of uitroep aan het begin van de zin, schrijf je een komma.

Voorbeeld:
  • Meneer De Vries, u bent aan de beurt.

5. Na een naam, aanhef of uitroep aan het einde van de zin, schrijf je een komma.

Voorbeeld:
  • Let jij ook op, Huib?
  • We zijn te laat, helaas.

Slide 7 - Slide

Aan de slag...
Je gaat nu opdr. 4 op blz. 225 maken. Als je de regels niet meer weet, lees dan het gele stukje theorie nog een keer door. 

Slide 8 - Slide

Online opdrachten
Log in via Magister 'Leermiddelen' bij de methodesite van Op Niveau. Kies bij 'Bijspijkeren' - 'Spelling' en maak:
  • 5.8 - opdr. 2,3,4

Slide 9 - Slide

Inleveren
Als je klaar bent met de weektaak, lever dan een foto van je opdrachten in bij de opdracht (spelling: week 2) in Teams.

Slide 10 - Slide