Week 09 - Herhaling H4 & H6

1 / 15
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Vandaag...
  1. Leerdoelen (5 minuten)
  2. Startopdracht H4 (15 minuten)
  3. Extra oefenopgaven H6 (20 minuten)
  4. Opdrachten bespreken (20 minuten)
  5. Quiz H4 & H6 (15 minuten)
  6. Afsluiten (5 minuten)

Slide 2 - Slide

TW2 - Toets H4 & H6
Wat? Toets hoofdstuk 4 & 6
Wanneer? TW2
Hoelang? 60 minuten
Weging? 1x (alle toetsen in TW, leerjaar 3)

Slide 3 - Slide

Leerdoelen, aan het einde van de les kun je...
  1. Berekeningen maken met de evenwichtsprijs, evenwichtshoeveelheid, vraagfunctie en aanbodfuctie.
  2. De vraag naar arbeid, het aanbod van arbeid en de werkgelegenheid berekenen.
  3. Berekeningen maken met de arbeidsproductiviteit en de werkgelegenheid.

Slide 4 - Slide

Startopdracht
Van fietsenzaak ‘Het Fietspaleis’ zijn de volgende gegevens bekend: De nettowinstmarge bedraagt 43,75%, De bedrijfskosten bedragen € 120.000 & De nettowinst bedraagt € 210.000.
  • Bereken de inkoopwaarde van de omzet van ‘Het Fietspaleis’. 
Bakkerij Melig heeft in het eerste jaar een omzet behaald van € 210.000. Het jaar daarna stijgt de omzet met 6%, terwijl de brutowinst met € 9.000 daalt tot € 60.000.
  • Bereken met hoeveel procent de inkoopwaarde van bakkerij Melig in het tweede jaar is gestegen ten opzichte van het eerste jaar
Marianne heeft tijdens een buurtfeest broodjes verkocht. Na afloop heeft zij de volgende gegevens verzameld: De inkoopwaarde = € 200, nettowinst = € 60, nettowinstmarge = 20%.
  • Bereken de bedrijfskosten van Marianne.



















timer
10:00

Slide 5 - Slide

Aan de slag!
Wat? Extra oefenopgaven H6 --> It's Learling
Hoe? In tweetallen
Hulp? Buurman/buurvrouw, daarna? Steek je vinger op!
Hoelang? 20 minuten
Klaar? Nakijken!

Slide 6 - Slide

TW2 - Toets H4 & H6
Wat? Toets hoofdstuk 4 & 6
Wanneer? TW2
Hoelang? 60 minuten
Weging? 1x (alle toetsen leerjaar 3)

Slide 7 - Slide

Wat heb je geleerd?
Wat heb je geleerd?

Slide 8 - Slide

Een handelaar in rekenmachines verkoopt elke rekenmachine voor € 30,--. De afzet is 1.400 stuks.
De inkoopwaarde is € 32.000.
De bedrijfskosten zijn € 28.000.
Bereken de brutowinst.
A
€ 42.000,-
B
€ 10.000,-
C
- € 4.000,- verlies
D
- € 18.000,- verlies

Slide 9 - Quiz

Omzet
Inkoop
Bedrijkskosten
Nettowinst
Sleep de juiste getallen in het  juiste vakje
€ 21.000,-
€ 40.000,-
€ 120.000,-
€ 12.000,-
€ 20.000,-
€ 27.000,-
€ 14.000,-
€ 1.000,-
€ 5.000,-
€ 10.000,-
€ 0,-
€ 3.000,-
€ 23.000,-
€ 6.000,-
€ 40.000,-
€ 100.000,-
€ 12.000,-
€ 24.000,-

Slide 10 - Drag question

Een rijwielhandelaar verkoopt 100 keer een fiets voor € 250,-.
De inkoopprijs van de fiets is € 170,-.
De bedrijfskosten zijn € 2500,-
Vul het schema in en bereken de brutowinst en de nettowinst.
_____________________________
_____________________________
Omzet
Inkoopwaarde van de omzet
Brutowinst
Bedrijfskosten
Nettowinst
€ 2500,-
€ 17.000,-
€ 25.000,-
€ 8000,-
€ 5500,-

Slide 11 - Drag question

Bekijk de grafieken. Welke grafiek hoort bij de volgende stelling:
"Deze lijn geeft het gedrag van vragers naar een luxe product aan.".

A
Grafiek 1
B
Grafiek 2
C
Grafiek 3
D
Grafiek 4

Slide 12 - Quiz

Bekijk de tabel:
Bereken de vraag naar arbeid in 2023
2023
2024
Aantal inwoners
20.000.000
21.000.000
Inwoners 15-65 jaar
15.750.000
16.200.000
Werknemers in loondienst
4.200.000
4.450.000
Zelfstandigen
1.200.000
1.325.000
Vacatures
200.000
185.000
Werklozen
300.000
320.000
A
5.600.000
B
17.150.000
C
15.750.000
D
5.700.000

Slide 13 - Quiz

De vraag- en aanbodvergelijking voor huurfietsen ziet er als volgt uit:
Qv = -20P + 600
Qa = 20P - 200

Bereken de evenwichtsprijs en hoeveelheid
A
Evenwichtsprijs is €20 Evenwichtshoeveelheid is 200 stuks
B
Evenwichtsprijs is €400 Evenwichtshoeveelheid is 7800 stuks
C
Evenwichtsprijs is €35 Evenwichtshoeveelheid is 500 stuks
D
Ik weet niet hoe ik deze opdracht moet uitrekenen.

Slide 14 - Quiz

Wat kan een reden zijn voor deze verschuiving van de vraaglijn?
A
Afname van het aantal consumenten
B
Verslechtering kwaliteit concurrerende producten
C
Toename besteedbaar inkomen
D
Toename productiviteit

Slide 15 - Quiz