Le conditionnel présent (verbes irréguliers)
1 / 18
Lesson duration is: 10 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Traduis:
Ik zou gaan
Ik zou gaan
timer
0:10
Slide 2 - Open question
Traduis:
Jij zou hebben
Jij zou hebben
timer
0:10
Slide 3 - Open question
Traduis:
Hij zou zien
Hij zou zien
timer
0:10
Slide 4 - Open question
Traduis:
Wij zouden mogen
Wij zouden mogen
timer
0:10
Slide 5 - Open question
Traduis:
Het zou regenen
Het zou regenen
timer
0:10
Slide 6 - Open question
Traduis:
Jullie zouden hebben
Jullie zouden hebben
timer
0:10
Slide 7 - Open question
Traduis:
Het zou zijn
Het zou zijn
timer
0:10
Slide 8 - Open question
Traduis:
U zou ontvangen
U zou ontvangen
timer
0:10
Slide 9 - Open question
Traduis:
Zij (fém) zouden willen
Zij (fém) zouden willen
timer
0:10
Slide 10 - Open question
Traduis:
Men zou doen
Men zou doen
timer
0:10
Slide 11 - Open question
Traduis:
Jij zou zijn
Jij zou zijn
timer
0:10
Slide 12 - Open question
Traduis:
Wij zouden verzenden
Wij zouden verzenden
timer
0:10
Slide 13 - Open question
Traduis:
Ik zou het weten
Ik zou het weten
timer
0:15
Slide 14 - Open question
Traduis:
Zij (masc) zouden gooien
Zij (masc) zouden gooien
timer
0:15
Slide 15 - Open question
Traduis:
Zij zou herhalen
Zij zou herhalen
timer
0:15
Slide 16 - Open question
Traduis:
Jullie zouden kuisen
Jullie zouden kuisen
timer
0:15
Slide 17 - Open question
Traduis:
De baby zou 3 kg wegen.
De baby zou 3 kg wegen.
timer
0:20
