Talent_3.3_2223

3.3 Lezen
In deze paragraaf herhaal je:
• wat een betogende tekst is.
In deze paragraaf leer je:
• argumenten herkennen;
• de leesstrategie kritisch lezen toepassen;
• het tekstverband oorzaak en gevolg herkennen.

1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with text slides.

Items in this lesson

3.3 Lezen
In deze paragraaf herhaal je:
• wat een betogende tekst is.
In deze paragraaf leer je:
• argumenten herkennen;
• de leesstrategie kritisch lezen toepassen;
• het tekstverband oorzaak en gevolg herkennen.

Slide 1 - Slide

Betogende teksten
Vaste indeling:
Inleiding: noemen onderwerp + mening
Kern: argumenten mening
Slot: conclusie/samenvatting



Slide 2 - Slide

Argumenten
Met een argument wordt een mening onderbouwd. De hoofdgedachte is dan ook vaak de mening.

Een argument kun je herkennen, doordat je er het woordje (want) voor kunt zetten
Een standpunt kun je herkennen, doordat je er het woordje (dus), voor kunt zetten

Voorbeeld:
Ik kijk liever een film in Pathé. Die bioscoop draait namelijk goede films en de stoelen zitten veel prettiger.


Slide 3 - Slide

Argumenten
Argumenten kunnen een feit (objectief) en een mening (subjectief) zijn:

Een feitelijk argument is gebaseerd op een feit, wetenschappelijk gegeven of iets dat je kunt controleren.
Voorbeeld: Ik ga morgen naar de film kijken in Luxor, want die bioscoop is bij mij om de hoek.

Over een mening als argument kan je van mening verschillen. Deze argumenten zijn gebaseerd op geloof, vermoeden of gevoel.
Voorbeeld: Ik ga morgen naar de film kijken in Luxor, want die bioscoop vind ik veel prettiger.






Slide 4 - Slide

Wat weet je nog?
Schriften en boeken dicht! Niet spieken.

Wat waren ook alweer argumenten en meningen?

Slide 5 - Slide

Kleine mening/grote mening
Leuke schoenen, het is slecht weer, enz. 
Vanaf volgend jaar moet er niet meer het eerste uur lesgegeven worden. 

Slide 6 - Slide

Herhalen
Argumenten (en mening) herkennen:
Ik ben voor een verbod om ballonnen op te laten tijdens feesten. Die ballonnen komen uiteindelijk in de natuur terecht, dieren eten ze vaak op en daar kunnen ze zelfs dood aan gaan. Bovendien is het ook behoorlijk afgezaagd om ballonnen op te laten; er kan toch wel iets feestelijkers bedacht worden!

Slide 7 - Slide

Leesstrategieën 
In leerjaar 1 maakte je kennis met vier leesstrategieën:
  • verkennend lezen;
  • nauwkeurig lezen;
  • zoekend lezen;
  • studerend lezen.
Nu gaan we leren kritisch te lezen!

Slide 8 - Slide

Kritisch lezen
Bij een feit als argument: Is dit waar? Is het werkelijk zo gebeurd? Is dit onderzocht?
Bij een mening als argument: Vind ik dit overtuigend? Vind ik dit zelf ook? Klopt dit met wat ik zelf heb meegemaakt? Hoe waarschijnlijk is dit?

Slide 9 - Slide

Tekstverbanden
Welke ken je al?

Slide 10 - Slide

Tekstverbanden
Nieuw tekstverband: Oorzaak-gevolg

Eerst gebeurt er dit (oorzaak), daarna gebeurt er dit (gevolg)

Doordat ik te weinig had geleerd voor mijn toets, haalde ik een onvoldoende
Oorzaak: Ik heb te weinig geleerd voor de toets.
Gevolg: Ik haalde een onvoldoende.

Slide 11 - Slide

Bespreken tekst 3
Vraag 17:
Verkennend lezen
  • Onderwerp, tekstsoort, tekstdoel, tekstopbouw?
  • Onderwerp: Plagiaat in werkstukken voorkomen
  • Tekstsoort: betogende tekst/betoog
  • Tekstsoort: overtuigen
  • Opbouw: Inleiding/kern = tweedeling
  • Hoe zie je dit?
  • Is dit gek? Waarom?

Slide 12 - Slide

Bespreken tekst 3
Vraag 18:
Hoofdzaken: standpunt/mening + argumenten
  • Standpunt: Plagiaat voorkomen is niet alleen de verantwoordelijkheid van de leerlingen, ook de docent heeft hierin een taak.
  • Argument 1 (2/3):  De docent moet leerlingen leren dat ze gevonden informatie moeten beoordelen op betrouwbaarheid.
  • Argument 2:  De docent moet leerlingen ervan bewust maken wat plagiaat is en daarom moeten ze de regels kennen die gelden voor het overnemen van informatie.
  • Argument 3: Opdrachten moeten niet heel algemeen worden geformuleerd, maar worden gekoppeld aan bijvoorbeeld een plaats of een regio.

Slide 13 - Slide

Bespreken tekst 3
  • Argument 4: De docent moet leerlingen niet een traditioneel werkstuk laten maken, maar een andere vorm laten gebruiken, bijvoorbeeld een folder of een programma.
  • Argument 2 staat los, waarom?

Opdracht 19, 20, 21 zelf nakijken + tekst 2

Slide 14 - Slide