Kan systematisch informatie zoeken bijvoorbeeld op basis van trefwoorden (2F)
Kan het doel van de schrijver aangeven, de schrijfdoelen afleiden (3F)
Kan tekstsoorten benoemen (3F)
Uit een tekst afleiden voor welk publiek de tekst is geschreven (3F)
Kan onderscheid maken tussen hoofd- en bijzaken (3F)
Trekt conclusies n.a.v. een tekst (3F)
Kan de hoofdgedachte weergeven (3F)
Kan kernzinnen in een tekst herkennen (3F)
Kan relaties als oorzaak-gevolg, middel-doel, opsomming, e.d. begrijpen en herkennen (3F)