Tekstdoelen mentorklas

Vandaag...
- Tekstdoelen
L.
Pak je schoolspullen: etui, lesboek, schrift!
timer
20:00
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Vandaag...
- Tekstdoelen
L.
Pak je schoolspullen: etui, lesboek, schrift!
timer
20:00

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Vandaag:
 Ik kan uitleggen wat de verschillende tekstdoelen zijn

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Hoe ziet de les eruit?
  • Uitleg tekstdoelen
  • Oefenen
  • Zelfstandig werken
  • Schoolwerk
  • Jeugdjournaal

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

De schrijver van een tekst wil bij de lezer iets bereiken: doel

Bijvoorbeeld; iets uitleggen, je vermaken, 
Tekstdoelen

Slide 4 - Slide

Uitleg:
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.
  • Informeren
  • Iets leren of uitleggen (instrueren)
  • Iets laten doen (activeren)
  • Een mening geven (overtuigen)
  • Vermaken (amuseren)
tekstdoelen

Slide 5 - Slide

Uitleg:
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.


De schrijver wil
: dat je iets te weten komt.
Voorbeelden: krantenbericht, verslag van een sportwedstrijd.
Informeren

Slide 6 - Slide

Uitleg:
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.



De schrijver wil
: dat je weet hoe je iets moet doen.
Voorbeelden: hoofdstuk uit een leerboek, recept, gebruiksaanwijzing
instrueren

Slide 7 - Slide

Uitleg:
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.
De schrijver wil: je overhalen iets te doen
Voorbeelden: reclametekst, uitnodiging, advertentie
activeren

Slide 8 - Slide

Uitleg:
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.



De schrijver wil
: dat je zijn mening overneemt.
Voorbeelden: bespreking/recensie van een film of boek
overtuigen

Slide 9 - Slide

Uitleg:
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.


De schrijver wil
: je vermaken.
Voorbeelden: verhaal, strip
amuseren

Slide 10 - Slide

Uitleg:
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Welk tekstdoel past bij de tekst?
A
overtuigen
B
informeren
C
amuseren
D
instrueren

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Welk tekstdoel past bij de tekst?
A
instrueren
B
informeren
C
amuseren
D
overtuigen

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Welk tekstdoel past bij deze tekst?
A
amuseren
B
overtuigen
C
informeren
D
instrueren

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Welk tekstdoel hoort bij deze tekst?
A
activeren
B
informeren
C
amuseren
D
instrueren

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Welk tekstdoel hoort bij de tekst?
A
informeren
B
amuseren
C
overtuigen
D
instrueren

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Welk tekstdoel hoort bij deze tekst?
A
instrueren
B
informeren
C
amuseren
D
overtuigen

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Welk tekstdoel hoort bij deze tekst?
A
overtuigen
B
amuseren
C
instrueren
D
informeren

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Welk tekstdoel hoort bij deze tekst?
A
informeren
B
overtuigen
C
instrueren
D
amuseren

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Ga op het internet: In groepjes van drie, zoek naar teksten die voldoen aan de volgende doelen:





Informeren: Vind een tekst die feitelijke informatie geeft over een interessant onderwerp.
Instrueren: Zoek een tekst die uitlegt hoe je iets doet, zoals een recept of handleiding.
Activeren: Kies een tekst die aanspoort tot actie, zoals een advertentie of oproep.
Overtuigen: Selecteer een overtuigende tekst die probeert de lezer van een mening te overtuigen.
Amuseren: Vind een tekst bedoeld om te vermaken, zoals een kort verhaal of grappig artike


Documentatie: Noteer voor elke gevonden tekst waarom deze past bij het gespecificeerde tekstdoel.

Opdrachtuitvoering:

Verzamel de teksten en noteer waarom elke tekst bij het tekstdoel past.
Lever je werk in op [voeg datum toe].

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Jeugdjournaal

Slide 28 - Slide

This item has no instructions