Link+ 4.2 en zinsconstructies

Link+ 4.2 en zinsconstructies
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Link+ 4.2 en zinsconstructies

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we doen?
Praten over gezond en ongezond eten.

Luisteren en praten: Dialoog: Wat gezond!

Grammatica: Zinnen met 2 werkwoorden.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Gezond eten
Ongezond eten
de pizza
de frisdrank
de groente
de chips
de appel
het fruit
de koekjes
de yoghurt

Slide 3 - Drag question

This item has no instructions

En jij? Eet jij gezond?

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Luister naar de dialoog
'Ik ben te dik'

Slide 5 - Slide

Luister naar de dialoog van 4.2 en stel vragen:
Waarom wil Michael geen chips?
Wat wil Michael doen?
Hoe wil Michael afvallen?
Vindt Peter dit een goed idee? Wat moet Michael nog meer doen?
Waarom is het geen goed idee om cola te drinken?

Praat samen:
A en B zijn vrienden. Het is vrijdagavond. Ze gaan samen koken.

A wil graag gezond eten. Hij sport veel.

B heeft zin in pizza of patat. Hij werkt veel en het is weekend.

Wat gaan jullie eten?

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Zinnen met 2 werkwoorden

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Kijk naar de zinnen:
Ik moet gewoon gezond eten.
Je moet ook meer bewegen.
Jij wilt toch afvallen?
Dan moet je ook geen frisdrank drinken.




Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Maak een zin.
gebruik: 'moeten' en 'bewegen'

Slide 9 - Open question

This item has no instructions

Maak een zin:
gebruik 'willen' en 'sporten'

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

Maak een zin:
gebruik 'kunnen' en 'fietsen'.

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

Werk samen: maak zinnen.
Cursist A:
- Pak een kaartje. Wat is het werkwoord?
- Gooi met de dobbelsteen. 
- Maak een zin met twee werkwoorden.
- Schrijf de zin op.
Cursist B : 
- Controleer de zin. Is het goed?
1
ik
2
jij/u
3
hij/zij/het
4
wij
5
jullie 
6
zij

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

This item has no instructions