3.5 Formules met letters

1 / 14
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen van de les
Aan het einde van de les:
TL
  • Je kunt rekenen met formules waar letters in voorkomen.
  • Je kunt rekenen met uitdrukkingen waar letters in voorkomen.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Planning van de les
1: HAVO gaat vast aan het werk (5.5: 51 t/m 56, 58, 60 , blz 210)
2: Korte terugblik op 3.4
3: Uitleg 3.5
4: Aan het werk met 3.5
5: 3.5 nakijken (digitaal)


Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelencheck
Terugblik
Blz 42
Het vaste bedrag is €15
Per adres krijgt Lies €0,10
15 + 0,10 ⋅ 150 = 30
Dus bij 150 adressen zijn de inkomsten €30 per week.

Slide 4 - Slide

Tekstgrootte is aan te passen wanneer het niet op een pagina past.
Leerdoelencheck
Terugblik
Blz 42
Het vaste bedrag is €15
Per adres krijgt Lies €0,10
15 + 0,10 ⋅ 150 = 30
Dus bij 150 adressen zijn de inkomsten €30 per week.

Slide 5 - Slide

Tekstgrootte is aan te passen wanneer het niet op een pagina past.
Leerdoelencheck
Terugblik
Blz 42
Het vaste bedrag is €15
Per adres krijgt Lies €0,10
15 + 0,10 ⋅ 150 = 30
Dus bij 150 adressen zijn de inkomsten €30 per week.

Slide 6 - Slide

Tekstgrootte is aan te passen wanneer het niet op een pagina past.
Leerdoelencheck
Terugblik
Blz 42
Het vaste bedrag is €15
Per adres krijgt Lies €0,10
15 + 0,10 ⋅ 150 = 30
Dus bij 150 adressen zijn de inkomsten €30 per week.

Slide 7 - Slide

Tekstgrootte is aan te passen wanneer het niet op een pagina past.
Nieuwe theorie
Ted heeft een auto waar 60 liter benzine in kan. Ted tankt altijd bij de Esso waar hij €2,- per liter benzine moet betalen. Hij moet als hij tankt €5,- servicekosten betalen. 


Woordformule:
kosten (€) = 5 + 2 ⋅ aantal liters benzine

Vast bedrag
Bedrag per liter

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Nieuwe theorie
Woordformule:
kosten (€) = 2 ⋅ aantal liters benzine + 5


Formule met letters:
kosten (€) = 2 ⋅ l + 5               OF
kosten (€) = 5 + 2 ⋅ l 

Vast bedrag
Bedrag per liter

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Nieuwe theorie
Woordformule:
kosten (€) = 2 ⋅ aantal liters benzine + 5


Formule met letters:
kosten (€) = 2 ⋅ l + 5               OF
kosten (€) = 5 + 2 ⋅ l 

Vast bedrag
Bedrag per liter

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Nieuwe theorie
Woordformule:
kosten (€) = 2 ⋅ aantal liters benzine + 5


Formule met letters:
kosten (€) = 2 ⋅ l + 5               OF
kosten (€) = 5 + 2 ⋅ l 

Vast bedrag
Bedrag per liter

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Nieuwe theorie
Formule met letters:
kosten (€) = 2 ⋅ l + 5              
kosten (€) = 5 + 2 ⋅ l 

Dit kunnen we korter opschrijven:
kosten (€) = 2l + 5              
kosten (€) = 5 + 2l 

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Nieuwe theorie

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Opdrachten maken
Maak opgave van 3.5; Opdracht: 42 t/m 45, 47, 48 t/m 50, 52 (TL)
                                      5.5; Opdracht: 51 t/m 56, 58, 60 (HAVO)

Wat niet af is, is huiswerk voor woensdag

Je werkt in stilte en mag even geen vragen stellen.
Je werkt in stilte en mag vragen stellen aan de docent
Je mag overleggen met je buurman/buurvrouw

Slide 14 - Slide

This item has no instructions