Mijn familie en ik - herhalingsles

Mijn familie en ik - herhalingsles
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NT2Hoger onderwijs

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Mijn familie en ik - herhalingsles

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

mijn familie

Slide 2 - Mind map

This item has no instructions

De familie van Joris

Slide 3 - Slide

Zo gezegd 1.2 Mondeling p. 12
moeder
zus
grootmoeder
nicht
schoonzus
tante

Slide 4 - Drag question

This item has no instructions

broer
vader
neef
schoonbroer
nonkel
nonkel
grootvader
overgrootvader

Slide 5 - Drag question

This item has no instructions

De familie van Joris
Wat doen ze graag? 
Wat kunnen ze goed?

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Zinsbouw
O. + pv. + GRAAG + ...                           O. + pv + GOED + ... + INFINITIEF   

Ik zing graag.                                          Ik kan goed zingen.
Jij speelt graag gitaar.                       Jij kan/kunt goed gitaar spelen.
Hij danst graag.                                    Hij kan goed dansen.
Wij maken graag lekker eten.         Wij kunnen goed koken.
Jullie voetballen graag.                     Jullie kunnen goed voetballen.
Zij praten graag Nederlands.          Zij kunnen goed Nederlands praten.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Wat doe jij (niet) graag?
Ik kook graag.
Ik zwem graag.
Ik speel graag met de kaarten.
Ik ga graag naar de cinema.
I

Ik werk graag in de tuin.
Ik schaak graag.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Wat doe jij (niet) graag?
Ik schilder graag.
Ik ga graag op restaurant.
Ik werk niet graag in de tuin.
Ik schaak graag.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Wat doe jij graag?
(hobby)

Slide 11 - Mind map

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Wat kan jij (niet) goed?
Ik kan goed dansen.
Ik kan goed zingen.
Ik kan niet goed breien.
Ik kan goed strijken.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Wat kan jij (niet) goed?
Ik kan goed gitaar spelen.
Ik kan goed voetballen/voetbal spelen.
Ik kan niet goed tennissen/tennis spelen.
Ik kan goed fietsen.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Wat kan jij goed?
(talent)

Slide 16 - Mind map

This item has no instructions

Ik lijk op ... Op wie lijk jij?
Op wie lijken deze kinderen?

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag!
  1. Maak groepjes van 2.
  2. Neem de foto/foto's van je familie.
  3. Vertel aan de ander:

  • Wie staat er op de foto?
  • Wat is jouw relatie met die persoon?
  • Hou oud is die persoon?
  • Wat doet hij/zij graag? (hobby)
  • Wat kan hij/zij goed? (talent)
  • Op wie lijk jij?

Slide 18 - Slide

This item has no instructions