What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Voornaamwoorden
Grammatica
Voornaamwoorden
1 / 20
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
This lesson contains
20 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
60 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Grammatica
Voornaamwoorden
Slide 1 - Slide
Voornaamwoorden
Slide 2 - Mind map
Een vnw is een woord dat in de plaats kan komen voor een werkwoord of zelfstandig naamwoord
A
Waar
B
Niet waar
Slide 3 - Quiz
Vandaag
- aanwijzend vnw (a vnw)
- vragend vnw (v vnw)
- onbepaald vnw (o vnw)
Slide 4 - Slide
Wat is een vragend vnw? Leg uit met een voorbeeld
Slide 5 - Open question
Vragend voornaamwoord
Dit vnw verwijst naar personen/dieren. De vraagwoorden:
-
wie
heeft de toets?
-
wat voor een
huisdier heb je?
-
welke
toets hebben we?
-
wat
heeft jouw konijn gedaan?
Slide 6 - Slide
Aanwijzende voornaamwoorden als 'die' en 'dit' staan meestal vóór een znw.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 7 - Quiz
Aanwijzend voornaamwoord
Het wijst het zelfstandig naamwoord als het ware aan.
Vier soorten:
1.
die
(bij de-woorden)
2.
deze
(bij de-woorden)
3.
dit
(bij het-woorden
4.
dat
(bij het-woorden)
Slide 8 - Slide
Bedenk een zin met een aanwijzend voornaamwoord.
Slide 9 - Open question
Het onbepaald voornaamwoord verwijst naar vage zelfstandige nw.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 10 - Quiz
Het onbepaald vnw (o vnw)
Verwijst naar vage personen of zaken.
Voorbeelden van o vnw: alles, veel, niemand, iets, het enige.
Slide 11 - Slide
Stel een zin op waarin een onbepaald vnw zit.
Slide 12 - Open question
Vraag 1. Waar verwijzen persoonlijke vnw naar?
Slide 13 - Open question
Vraag 2. Het bezittelijk voornaamwoord staat alleen voor een bnw.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 14 - Quiz
Vraag 3.
'Die' verwijst naar het-woorden
A
Waar
B
Niet waar
Slide 15 - Quiz
Vraag 4.
'Het meisje dat' is een voorbeeld van een aanwijzend vnw.
A
Waar, het znw wordt aangewezen.
B
Niet waar, dit is een betrekkelijk vnw.
C
Niet waar, dit is een vragend vnw.
D
Niet waar, dit is een bezittelijk vnw.
Slide 16 - Quiz
Vraag 6. Maak één zin met een pers. vnw en een onb. vnw.
Slide 17 - Open question
Vraag 7. Maak één zin met een wederkerend vnw en een aanw. vnw.
Slide 18 - Open question
Vraag 8. Ik vind hem de leukste, omdat hij iemand is die grappig is.
Deze zin bestaat uit:
A
één p vnw, twee bt vnw en één o vnw.
B
drie p vnw en één v vnw.
C
drie p vnw, één b vnw en één o vnw.
D
twee p vnw en één o vnw.
Slide 19 - Quiz
10. Schrijf op wat je hebt geleerd deze les. Wees specifiek.
Slide 20 - Open question
More lessons like this
Voornaamwoorden
May 2019
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
H5: meewerkend voorwerp en het aanwijzend, vragend en onb. vnw. (A1)
March 2020
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
H.5 Grammatica woordsoorten - Aanwijzende, vragende en onbepaalde voornaamwoorden
November 2023
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
aanwijzend, vragend en onbepaald voornaamwoord
March 2021
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Kennismaking + grammatica
March 2021
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
H3 - grammatica woordsoorten H2 onbep. vnw.
April 2022
- Lesson with
12 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Aanwijzend, vragend, onbepaald vnw hfst 5 VWO 1
June 2020
- Lesson with
26 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
aanwijzend, vragend en onbepaald voornaamwoord
March 2021
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3