Les 1 - 2.1 hoofdrekenen

Hoofdstuk 2

Optellen 

2.1 Hoofdrekenen
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NwederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hoofdstuk 2

Optellen 

2.1 Hoofdrekenen

Slide 1 - Slide

Doel van de les
* Je kent het plusteken.

* Je weet wat de som is. 

* Je kunt optellen door middel van splitsen, rijgen, omkeren, veranderen en schakelen. 

Slide 2 - Slide

Als je twee of meer getallen bij elkaar optelt, noem dat dat een                          . Bij                            gebruik je het 
                           . De uitkomst van een optelling noem je de                            .                          
Opdracht: Sleep de woordentaal de lege plek. 
plusteken: +
optelling
som
optellen

Slide 3 - Drag question

De optelling

alles samen van links naar rechts is de optelling

5                         +                       4                         =                         9 
                        plus                                                                         som

Slide 4 - Slide

12+3 =

Slide 5 - Open question

42+6=

Slide 6 - Open question

Splitsen
Grote getallen kun je splitsen in duizendtallen, honderdtallen, tientallen en eenheden. 

27 kan je splitsen in: 20 en 7 
364 kan je splitsen in: 300, 60 en 4 

364+27 kan je door te splitsen makkelijker optellen! 

Slide 7 - Slide

Voorbeeld splitsen 
226 + 48 

1. splits beide getallen 
200, 20 en 6 
40 en 8 

2. tel de honderdtallen, tientallen en eenheden bij elkaar op. 
200 
20 + 40 = 60 
8 + 6 = 14 

3. tel de uitkomsten op 
200 + 60 + 14 = 274 

Slide 8 - Slide

Rijgen 
We gebruiken dezelfde som met de rekenmanier rijgen. 

226 + 48 

1. splits het tweede getal
40 en 8 

2. tel de tientallen bij het eerste getal op 
226 + 40 = 266

3. tel de uitkomsten op 
226 + 8 = 274

Slide 9 - Slide

Hoe reken jij dit uit?
Gebruik je de manier splitsen? Dus beide getallen splitsen.
50 + 3 en 40 + 4 =

Gebruik je de manier rijgen? Dus het tweede getal splitsen.
53 + 40 + 4 =

53 + 44 = ?

Slide 10 - Slide

32 + 18 =

Slide 11 - Open question

143 + 22 =

Slide 12 - Open question

Omkeren
Je kunt optellen voor jezelf makkelijker maken. Je kan getallen bij een optelling omkeren. 
8 + 24 =     24 + 8 =        ??

9 + 71 =      71 + 9 =     ??
Het grootste getal vooraan zetten kan je helpen bij het makkelijker uitrekenen.

Slide 13 - Slide

Veranderen
Je kunt de getallen ook veranderen.

Je telt bij het ene getal 1 op en je trekt van het andere getal 1 af.

29   +   17 = 
-1                              +1
30   +  16 =

Slide 14 - Slide

Schakelen
Een optelling van meer dan 2 getallen kun je makkelijker maken door te schakelen. Je telt eerst 2 getallen bij elkaar op. Daarna tel je de uitkomst bij het derde getal op.

21 + 3 + 17 =
3 + 17 = 20
21 + 20 =

Slide 15 - Slide

Je gebruikt de manier veranderen.
Hoe 'verander' je deze optelling?
24 + 29 =
A
25 + 28 =
B
23 + 30 =

Slide 16 - Quiz

500 + 300 =

Slide 17 - Open question

2.500 + 700 =

Slide 18 - Open question

30.000 + 6.000 =

Slide 19 - Open question

Aan de slag! 
Start op blz. 29.

Maak opdracht 1 tot en met 11

Succes! 

Slide 20 - Slide