H3 herhaling Taalverzorging 35 en 36


Welkom havo 3
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson


Welkom havo 3

Slide 1 - Slide

Programma
  1. 10 minuten lezen
  2. Huiswerk bespreken
  3. Herhaling Taalverzorging 35 & 36
  4. Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Slide

10 minuten lezen
timer
10:00

Slide 3 - Slide

Opdracht 1 nakijken p. 147
a Portmanteau: het is een combinatie van de woorden ‘kipnugget’ en ‘bug’ (Engelse woord voor insect).
 b Homograaf: je kunt het uitspreken als carnavals-hit of als carnaval-shit.
 c Een verhaspeling, bedoeld als grapje: er wordt gespeeld met de woorden ‘Nordic Walker’ en ‘stalker’.
 d Homoniem: De ‘smaltoelopende neus’ kan op de schoenen doelen maar ook op de man.
 e Het voorbeeld speelt met letterlijke en figuurlijke betekenis. ‘Ervoor in de rij staan’ betekent dat mensen iets heel graag willen. Wanneer mensen in de file staan, staan ze letterlijk in een rij. Terwijl niemand zit te wachten op file….
 f Palindroom: ‘parterretrap’ is achterstevoren ook ‘parterretrap’.
 g Neologisme: ‘treitervlogger’ is een gangbaar woord geworden.



Slide 4 - Slide

Opdracht 4 nakijken p. 147
4 a vorst
 b sloop



Slide 5 - Slide

Opdracht 10 nakijken p. 149
 a ‘Meneer Kaasgaaf’ is een homograaf. Je kunt het uitspreken als kaas-gaaf of als kaasschaaf.
 b ‘Omchecken’ is een neologisme. Het is een nieuw woord dat staat voor de handeling uitchecken en inchecken bij een andere vervoerder.
 c De gehele zin is een lipogram. De schrijver heeft alleen de klinker e gebruikt.
 d De gehele zin is een anagram. Met de letters van ‘eng raam, man’ kun je het woord ‘anagrammen’ maken.
 e ‘Krommunicatie’ is een portmanteau. Het is een combinatie van de woorden kromme en communicatie.



Slide 6 - Slide

Waar of niet waar?
Een spreekwoord wordt vaak gebruikt als een soort samenvatting van een situatie waarin men iets doms heeft gedaan.
A
niet waar
B
waar

Slide 7 - Quiz

Waar of niet waar?
De formulering van een spreekwoord heeft een vaste vorm en je mag de zin dan ook niet veranderen.
A
niet waar
B
waar

Slide 8 - Quiz

Welke vormen van spelen met letters zijn er?

Slide 9 - Open question

Wat is een neologisme?

Slide 10 - Open question

Welke vier vormen van woordspeling zijn er?

Slide 11 - Open question

Met welke vorm van spelen met taal heb je hier te maken?

conculega
A
palindroom
B
verhaspeling
C
neologisme
D
portmanteau

Slide 12 - Quiz

Met welke vorm van spelen met taal heb je hier te maken?

Kook ik ook?
A
palindroom
B
verhaspeling
C
neologisme
D
portmanteau

Slide 13 - Quiz

Met welke vorm van spelen met taal heb je hier te maken?
Hans is mijn naam
Altijd ben ik druk
Nooit heb ik rust
Slaap ik wel genoeg?
A
ambigram
B
acrostichon
C
palindroom
D
portmanteau

Slide 14 - Quiz

Met welke vorm van spelen met taal heb je hier te maken?

massagebed
A
homoniem
B
homograaf
C
palindroom
D
portmanteau

Slide 15 - Quiz

Met welke vorm van spelen met taal heb je hier te maken?

nou
A
ambigram
B
acrostichon
C
palindroom
D
portmanteau

Slide 16 - Quiz

Met welke vorm van spelen met taal heb je hier te maken?

meetsysteem
A
ambigram
B
acrostichon
C
palindroom
D
portmanteau

Slide 17 - Quiz

Met welke vorm van spelen met taal heb je hier te maken?

Brexit
A
neologisme
B
homograaf
C
palindroom
D
portmanteau

Slide 18 - Quiz

Met welke vorm van spelen met taal heb je hier te maken?

kartongeluk
A
neologisme
B
homograaf
C
palindroom
D
portmanteau

Slide 19 - Quiz

Met welke vorm van spelen met taal heb je hier te maken?

De psychiater wil niet gestoord worden.
A
homoniem
B
homograaf
C
palindroom
D
portmanteau

Slide 20 - Quiz

Met welke vorm van spelen met taal heb je hier te maken?

Iedereen heeft recht op mijn mening.
A
homograaf
B
verhaspeling
C
letterlijk-figuurlijk
D
homoniem

Slide 21 - Quiz

Met welke vorm van spelen met taal heb je hier te maken?

brunch
A
palindroom
B
verhaspeling
C
portmanteau
D
neologisme

Slide 22 - Quiz

Hoe goed beheers je de stof van Taalverzorging 35 en 36?
Ik snap alles en ken alles.
Ik snap het, maar moet nog wel een beetje leren.
Ik snap het, maar moet nog flink veel leren.
Ik snap het niet.

Slide 23 - Poll

Zijn er nog vragen over de toets?

Slide 24 - Slide

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les:
  • Huiswerk: leren voor repetitie 
  • Meenemen: laptop, leesboek, boek, schrift en pen
  • Programma: herhalen van alle stof voor repetitie!


Slide 25 - Slide