Kern van Burgerschap

Hoofdstuk 1 Vrijheid
Vrijheid
Vrijheid van meningsuiting
Respect

1 / 32
next
Slide 1: Slide
BurgerschapMBO

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 1 Vrijheid
Vrijheid
Vrijheid van meningsuiting
Respect

Slide 1 - Slide

Vrijheid  
  • Je mag zelf beslissen wat je wel of niet doet 
  • Met wie je omgaat, 
  • Welke kleding je draagt, 
  • Welke opleiding je volgt, 
  • Wat voor werk je gaat doen

Slide 2 - Slide

Wat betekent vrijheid voor jou?

Slide 3 - Open question

Vrijheid van meningsuiting
  • Je mag zeggen wat je vindt
  • Je mag voor je mening uitkomen
  • Je mag schrijven wat je wilt
  • De vrijheid om je mening te geven

Slide 4 - Slide

Respect 
  • Rekening houden met andere mensen
  • Voorkom dat jouw keuzes vervelende gevolgen hebben
  • Respect is waardering die je voor iemand hebt
  • Bijvoorbeeld stil zijn in de bios
  • Ouderen met U aanspreken

Slide 5 - Slide

Wat betekent respect voor jou?

Slide 6 - Open question

Hoofdstuk 2 Rechten
Rechten en plichten
Grondrechten
De Grondwet

Slide 7 - Slide

Wat is een recht?
Een recht is iets wat je mag doen of waar je aanspraak op kunt maken. Bijvoorbeeld:
Op school: het recht om lessen te volgen
Op je werk: recht op salaris en veilige werkomgeving.

Slide 8 - Slide

Wat is een plicht?
Een plicht is iets wat je moet doen of nakomen.
Bijvoorbeeld:
Op tijd op je werk komen
Je aan de verkeersregels houden
Identificatieplicht, leerplicht, belastingplicht

Slide 9 - Slide

Wat zijn grondrechten?
De belangrijkste rechten die je als burger hebt. (klassieke en sociale)
Ze beschermen burgers tegen de macht van de overheid
Bijvoorbeeld: De vrijheid van meningsuiting
Ook verplichten grondrechten de overheid om bepaalde basisvoorzieningen te zorgen, zoals onderdak en onderwijs

Slide 10 - Slide

Voorbeelden van grondrechten
  • Kiesrecht (recht om te stemmen, maar jezelf ook verkiesbaar stellen)
  • Vrijheid van godsdienst (je bent vrij om te kiezen)
  • Vrijheid van vergadering en betoging (demonstreren)
  • Recht op onderwijs (recht om naar school te gaan)

Slide 11 - Slide

Botsende grondrechten
Grondrechten kunnen met elkaar botsen. In zo’n geval beslist de rechter welk grondrecht zwaarder weegt.
Bijvoorbeeld: de vrijheid van meningsuiting kan ook botsen met het recht op gelijke behandeling (je mag niet discrimineren)
De rechter bepaalt wat zwaarder weegt.
 

Slide 12 - Slide

Grondwet (de belangrijkste wet van Nederland)

  • Hoe Nederland bestuurd wordt.
  • Hoe de macht is verdeeld en mag worden gebruikt.
  • Hoe Nederlanders inspraak kunnen hebben in het bestuur van het land.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Een belangrijk recht dat voor alle burgers geldt
A
Plicht
B
Grondwet
C
Recht
D
Grondrecht

Slide 15 - Quiz

Iets wat je moet doen of nakomen?
A
Recht
B
Plicht
C
Grondwet
D
Grondrecht

Slide 16 - Quiz

Hoofdstuk 3 Regels en Wetten
Leerdoel:
  • Waarom zijn er regels?
  • Wat regels met waarden en normen hebben
  • Wat wetten zijn

Slide 17 - Slide

Regels
  • Geven aan wat je in een bepaalde situatie mag of niet mag.
  • Zorgen voor veiligheid en orde

Slide 18 - Slide

Regels
  • Mensen moeten goed kunnen samen leven
  • Op school moet je op tijd komen
  • Het park schoon houden
  • Hondenpoep opruimen

Slide 19 - Slide

Regels

Slide 20 - Slide

Waarden
Idee dat belangrijk wordt gevonden.
Bijvoorbeeld: veiligheid, gezondheid, eerlijkheid

Slide 21 - Slide

Waarden

Slide 22 - Slide

Wat is voor jou een waarde?

Slide 23 - Open question

NORM
Een ‘normale’ manier van doen.
Bijvoorbeeld: anderen niet in gevaar brengen, iemand begroeten, niet liegen.

Slide 24 - Slide

Normen

Slide 25 - Slide

Een regel die is opgesteld door de overheid en is vastgelegd in een wetboek
A
Regel
B
Plicht
C
Waarde
D
Wet

Slide 26 - Quiz

Wetten
Een wet is een regel die is opgesteld door de overheid en is opgeschreven in een wetboek
Iedereen moet zich aan de wetten houden die in Nederland gelden

Slide 27 - Slide

Wat valt niet onder een Wet?
A
Zijn vastgelegd in een wetboek
B
Beschermen van burgers.
C
Een gewoonte of een gebruik dat wordt doorgegeven
D
Gelden voor iedereen.

Slide 28 - Quiz

Wetten
  • Worden door de overheid opgesteld
  • Zijn vastgelegd in een wetboek
  • Gelden voor iedereen.
  • Beperken de vrijheid van burgers.
  • Beschermen van burgers.



Slide 29 - Slide

Wie controleert of mensen zich aan de wet houden?

Slide 30 - Open question

Het recht van de sterkste

Wat als wetten en regels niet worden nageleefd?
  • De overheid heeft geen gezag.
  • Wetten en regels worden niet gehandhaafd.
  • Burgers worden onderdrukt

 

Slide 31 - Slide

Het recht van de sterkste

Slide 32 - Slide