VWO2 het bezittelijk voornaamwoord

VWO 2
1 / 29
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

VWO 2

Slide 1 - Slide

Ziele

Ik weet wat mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden zijn en welk lidwoord daarbij past.


Je weet wat het bezittelijk voornaamwoord is en kunt deze in een zin toepassen




Slide 2 - Slide

Weißt du noch?
(= Weet je het nog?)

Slide 3 - Slide

Mannelijke woorden zijn:
A
der
B
die
C
das

Slide 4 - Quiz

Vrouwelijke woorden zijn:
A
der
B
die
C
das

Slide 5 - Quiz

Onzijdige woorden zijn:
A
der
B
die
C
das

Slide 6 - Quiz

Der, die oder das?

Lehrerin
A
der
B
die
C
das

Slide 7 - Quiz

Der, die oder das?

Haus
A
der
B
die
C
das

Slide 8 - Quiz

Der, die oder das?

Freunde
A
der
B
die
C
das

Slide 9 - Quiz

Der, die oder das?

Ei
A
der
B
die
C
das

Slide 10 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord
Mijn boek!
jullie ouders
hun spullen
jouw schrift
uw huis

Slide 11 - Slide

Het bezittelijk voornaamwoord

Bezittelijke voornaamwoorden zijn woorden als mijn, jouw, enz.


De persoon is bijvoorbeeld eigenaar of maker van het genoemde: mijn fiets, haar tekening, hun huis.  Ze geven dus een bezit aan.


Het bezittelijk voornaamwoord vervangt lidwoord dus.... 

1. Das ist ein Fahrrad. = Das ist mein Fahrrad

2. Das ist eine Schule = Das ist meine Schule





Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Regel voor uitgangen
Het bezittelijk voornaamwoord hoort bij de "ein" - groep. Dat betekent, dat ze dezelfde uitgangen krijgen. 

Ich habe ein Buch (o) - Ich habe mein Buch.
Das ist ein Mann (m) - Das ist mein Mann.
Wir haben keine Stifte (mv) - Wir haben unsere Stifte. 
Ist das eine Melone (v)? - Ist das eure Melone

Slide 14 - Slide

Mal üben
(=even oefenen)

Slide 15 - Slide

Was ist ...............(jouw) Name (m)?
A
sein
B
mein
C
dein
D
Ihr

Slide 16 - Quiz

...............(mijn) Hobby (o) ist Hockey.
A
Meine
B
Mein
C
Deine
D
Dein

Slide 17 - Quiz

Das sind..................(onze) Eltern (mv).
A
deine
B
dein
C
unser
D
unsere

Slide 18 - Quiz

............ (jullie) Weinachtsbaum (m) ist sehr schön.
A
unser
B
eure
C
unsere
D
euer

Slide 19 - Quiz

................(onze) Klassenlehrer heißt Meier.
A
Ihr
B
Ihre
C
Unser
D
Unsere

Slide 20 - Quiz

Maaike ist ..............(haar) Freundin.
A
euer
B
ihr
C
ihre
D
eure

Slide 21 - Quiz

.............(uw) Handy (o) klingelt , Frau Schmidt!
A
Dein
B
Ihr
C
Ihre
D
Deine

Slide 22 - Quiz

Das ist ........................ (mijn) Geburtstagsgeschenk (o)
A
meine
B
seine
C
mein
D
sein

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Slide

Wanneer krijgt het bezittelijk voornaamwoord een -e?

Slide 25 - Open question

Wanneer krijgt het bezittelijk voornaamwoord geen -e?

Slide 26 - Open question

Wat vind je aan dit onderdeel nog lastig?

Slide 27 - Open question

Habt ihr noch Fragen?

Slide 28 - Open question

Hausaufgaben

Machen:
S. 16 Aufgabe 4.3 a,b,c
Antworten auf Classroom
Abgeben von Foto, Scan oder Word Dokument. (kijk voor de woordenschat in de woordenlijst van Kap.4) let op: der Marathon, nicht das Marathone

Slide 29 - Slide