Nabespreken tekst 236 ev

Programma
Herhalen theorie (examentraining)
Nabespreken tekst 2
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Programma
Herhalen theorie (examentraining)
Nabespreken tekst 2

Slide 1 - Slide

Eindtermen V6 Nederlands
• Je kunt de tekstsoort en het schrijfdoel vaststellen.
• Je kunt het onderwerp en de expliciete of impliciete hoofdgedachte van een tekst aangeven.
• Je kunt inhoudelijke en functionele relaties aangeven tussen tekstdelen, expliciet en impliciet
• Je kunt de intentie, de opvatting en het gevoel van de auteur aangeven.
• Je kunt standpunten en soorten argumenten herkennen en onderscheiden in een tekst.
• Je herkent argumentatieschema's.
• Je kunt een betoog op consistentie beoordelen.
• Je kunt een tekst samenvatten.

Slide 2 - Slide

Begrippen
Tekstsoort en schrijfdoel (handboek p. 58-59)
Hoofdgedachte (handboek p. 56-57)
Samenvatten (handboek p. 66-67)
Tekststructuur
Functies tekstgedeelten
Betekenis tekstgedeelte
Argumentatie
                                                                               ---------> vragen obv inhoud

Slide 3 - Slide

Tekstsoort + schrijfdoel




1. Tekstsoort = uiteenzetting ------------- Tekstdoel = informeren dus  objectief en feiten;  beschrijving / verklaring van wat/hoe/waarom iets/een fenomeen/ontwikkeling is 
2. Tekstsoort = betoog --------------------Tekstdoel = overtuigen dus een mening met argumenten 
3. Tekstsoort = beschouwing -------------Tekstdoel = lezer aan het denken zetten, de lezer mag zelf een mening vormen, een fenomeen wordt van verschillende kanten belicht, auteur neemt zelf geen standpunt in



Slide 4 - Slide

Mengvormen
De schrijver heeft meer dan één schrijfdoel.
Het gaat meestal om twee tekstsoorten, waarvan er één overheerst
---------> Bijvoorbeeld: beschouwende tekst met betogende elementen
Vaststellen van mengvorm:
  • Hoofddoel vaststellen.
  • Kijk naar de hoofdgedachte van de tekst.
  • Bepaal de middelen die de schrijver gebruikt om zijn hoofdgedachte te ondersteunen of toe te lichten.

Slide 5 - Slide

Voorbeeld
Vraag 10 tekst 1

De lezer ervan doordringen dat ...
De lezer laten nadenken...
De lezer op de hoogte brengen ...
De lezer waarschuwen ...
Let ook op de inhoudelijke boodschap op de ... 

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Schrijven
1. Bedenk een onderwerp

2. Formuleer de hoofdgedachte

3. Kies een invalshoek: 


4. Kies een schrijfdoel: 


5. Wat kun je toevoegen om van 
deze tekst een mengvorm te maken?
Waar gaat je tekst over?
Wat wil je over dit onderwerp zeggen?
Actueel, historisch, technisch, kritisch, persoonlijk, maatschappelijk
Informeren, uiteenzetten, beschouwen / opiniëren, overtuigen, activeren. amuseren

Slide 8 - Slide

Vragen naar de intentie van de schrijver
Deze is soms impliciet, jij moet hem expliciet maken

Let op tekstsoort
toon
woordkeus
ironie in combinatie met opvattingen

Slide 9 - Slide

Vragen naar de hoofdgedachte
 - de hoofdgedachte zelf onder woorden brengen
- een meerkeuzevraag


------>lees de tekst helemaal en bepaal de hoofdgedachte van het geheel (hou rekening met het schrijfdoel!!!!)
---------> let op titel en andere voorkeursplaatsen (slot)

Slide 10 - Slide

Samenvattingsvragen
1. open vraag
2. kies uit een aantal beweringen of deze passend zijn in een samenvatting (zie p. 233)

---------> Bepaal steeds of je te maken hebt met een hoofdzaak of bijzaak (op basis van een analyse van de hele tekst)
---------> Begin met de hoofdgedachte, onderstreep per deelonderwerp de kernzinnen
---------------> voorbeelden altijd weglaten

Slide 11 - Slide

Vragen naar tekststructuur
1. Haal de inleiding, kern of slot eruit
2. Benoem de functies van de inleiding of het slot
3. Onderscheid de deelonderwerpen door tussenkopjes te plaatsen

--------> bepaal eerst het onderwerp, dan de deelonderwerpen en let bij de tussenkopjes dus op de deelonderwerpen

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

Vragen naar betekenis van tekstgedeelten
Hierbij moet je soms beweringen vergelijken of een tekst met een tekstfragment vergelijken

Wat is de overeenkomst in opvatting over de status van het eindexamen...?

Van den Brink (alinea 2, tekst 1): 'misschien wel het enige overgangsritueel in het leven ..'
Vierwind (alinea 4, tekst 1): '... een van de laatste sterke rituelen'



Slide 15 - Slide

Vragen naar functie van tekstgedeelten
1. Je moet soms de functie van een alinea benoemen met een functiewoord als aanbeveling, argument, probleemscheets, relativering, samenvattng, toelichting, vaststelling, constatering, verklaring, voorbeeld
2. Je moet soms de functie, het verband van de ene alinea ten op zichte van de andere benoemen
-----> let bij 2 op verwijswoorden en tekstverbanden (p. 64-65)

Slide 16 - Slide

Functiewoorden
Kijk op p. 261 in je werkboek

Deze woorden moet je kunnen dromen!!!!

Slide 17 - Slide

Signaalwoorden
Kijk op p. 65 voor de belangrijkste signaalwoorden en verbanden

Slide 18 - Slide

Nabespreken
Vraag 1 en 2 gaan over onderwerp en deelonderwerp
Bespreek in duo's hoe je op je antwoord bent gekomen

Slide 19 - Slide

Juiste antwoord
1 alinea 11 (1 p)
2 alinea 15 (1 p)


Wat is het onderwerp?

Slide 20 - Slide

Vul hier je antwoord van vraag 3 in

Slide 21 - Open question


A

Slide 22 - Quiz

Vraag 4 en 5 gaan over betekenis van een tekstgedeelte. Noteer hier je antwoord.

Slide 23 - Open question

Vraag 11 gaat over de hoofdgedachte. Noteer hier je antwoord

Slide 24 - Open question

Vraag 6 gaat over tekstfuncties. Alinea 11 is
A
Een beoordelng, hypothese of uitwerking
B
Een conclusie, bewijsvoering en probleemstelling
C
Probleemstelling, oplossing en conclusie
D
samenvatting, gevolgtrekking en advies

Slide 25 - Quiz

Vraag 7 en 8 gaat over betekenis van tekstgedeelten. Noteer hier je antwoord op 6.

Slide 26 - Open question

Vraag 9 gaat over de aandachtspunten (=kritiek!) van falen

Slide 27 - Open question

Welk type argumentatie heb jij gevonden
A
Gezag
B
Kenmerk
C
Oorzaak en gevolg
D
Voorbeelden

Slide 28 - Quiz

Opdracht
Kijk de rest van je tekst na. Scoor je punten in het schema van de nulmeting.
Huiswerk: volgende week tekst 3!

Slide 29 - Slide

Vraag 11 vraagt naar de hoofdgedachte. Overleg eerst met je buurman en noteer deze dan hier.

Slide 30 - Open question

Slide 31 - Slide