Naamvallen 1, 3 en 4 persoonlijk voornaamwoorden Mavo 3

1 / 26
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

nog een keer:
Naamvallen zijn eigenlijk ' gewoon'  zinsdelen:
1ste naamval = het onderwerp (hij)
3de naamval = het meewerkend voorwerp (aan hem voor hem)
4de naamval = het lijdend voorwerp (hem)

Slide 4 - Slide

Weet je nog hoe we de zinsdelen in een zin vinden?

gezegde?
onderwerp?
lijdend voorwerp?
meewerkend voorwerp?

Slide 5 - Slide

Persoonlijk voornaamwoorden
Wat zijn dat ook alweer en ken je ze nog?

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Slide


Door welk persoonlijk voornaamwoord kun je 'Sonja' vervangen?
A
er
B
sie
C
es

Slide 9 - Quiz


Door welk persoonlijk voornaamwoord kun je ' das Fahrrad' vervangen?
A
er
B
sie
C
es
D

Slide 10 - Quiz


Door welk persoonlijk voornaamwoord kun je ' der Junge' vervangen?
A
er
B
sie
C
es
D

Slide 11 - Quiz

Bij persoonlijke voornaamwoorden gebruik je ook naamvallen !!!!

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video


Der Mann hat ……..(haar) ein Geschenk gegeben
A
sie
B
ihr
C
ihnen

Slide 14 - Quiz


..... (ik) liebe Deutsch!
A
ich
B
mir
C
mich

Slide 15 - Quiz

Wer hat ..... (jullie) gestern so viel Hausaufgaben gegeben? Das war Frau Schmidt.
A
ihr
B
euch
C
ihnen

Slide 16 - Quiz

Meine Mutter tanzt gern.
..... (zij) tanzt jeden Tag!
A
sie
B
ihr
C
Ihnen

Slide 17 - Quiz


Ich kaufe für …….. (hem) ein T-Shirt
A
er
B
ihm
C
ihn

Slide 18 - Quiz


Willst du heute Abend mit ..... (mij) essen?
A
ich
B
mir
C
mich

Slide 19 - Quiz


Das ist mein Vater. Kennst du ...... (hem)?
A
er
B
ihm
C
ihn

Slide 20 - Quiz


Der Krankenwagen ist nach ..... (u) unterwegs.
A
Sie
B
Ihr
C
Ihnen

Slide 21 - Quiz


Ich kaufe für …….. (hem) ein T-Shirt
A
er
B
ihm
C
ihn

Slide 22 - Quiz


Ohne ..... (jou) kann ich nicht leben!
A
du
B
dir
C
dich

Slide 23 - Quiz


Was hat er .... (jou) gegeben?
A
du
B
dir
C
dich

Slide 24 - Quiz

En nu....?

Hausaufgaben der letzten Woche kontrolieren

en daarna aan de slag met het huiswerk

Grammatik: machen: Aufgaben 21, 22, 24 (Seiten 69 – 71)
Wortschatz: machen: Aufgaben 4, 5, 6, 9 (Seiten 56 – 59)

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide