Ich versteh nur Bahnhof les 2

1 / 13
next
Slide 1: Slide
DuitsSecondary Education

This lesson contains 13 slides, with text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

                 Ich versteh nur Bahnhof! US - 2
  1. Hausaufgaben vergleichen 
  2. Wörter wiederholen
  3. Uitgangen 1e, 3e en 4e naamval (hulpkaart)
  4. Keuzevoorzetsels 
  5. Hausaufgaben 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Aufgabe 1.1
1. Ze halen beide elektriciteit uit een bovenleiding.

2. O-Bus rijdt niet op rails.
3. 154 haltes
4. De O-Bus is schoon ('sauber') en stil ('leise'). 


Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Aufgabe 3.1



a)Een station waar de treinen niet verder kunnen rijden. Ze moeten omkeren en via een ander spoor buiten de stad om verder rijden.
b) Het meisje heeft de tas van de jongen met de zonnebril. De jongen met de voetbal heeft de tas van het meisje. De jongen met de zonnebril heeft de tas van de jongen met de voetbal.
c) Alsdorf Annapark, Bocholt, Brocken, Frankfurt, Hamburg-Altona, Harzgerode, Kiel, Kleve, Lindau, München, Stohlberg Altstadt, Stuttgart, Vetschau, Wiesbaden 



Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Aufgabe 3.4 B 
1. Als je een oude auto hebt, moet je goed op de accu letten.
2. Rijdt u rechtdoor, langs het gemeentehuis en dan slaat u gelijk rechtsaf.
3. De airco werkt / doet het niet meer.
4. Na het ongeluk was de bumper kapot.
5. Heb je echt geen stuur in je auto? 





Aufgabe 3.4 C
1. Wenn man im Kreisverkehr fährt, hat man Vorfahrt.
2. Gegenüber dem Bahnhof gibt es viel Verkehr. – Wie bitte?
3. Die Ampel ist rot, ich muss warten.
4. Hast du das Öl und die Bremsen kontrolliert?
5. Ich fahre mit der Straßenbahn zum Bahnhof.  

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Schreibe auf Deutsch:
Wanneer ga je naar huis?
Wat zegt u /je?

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Grammatik Ausgänge

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Keuzevoorzetsels Duits 

Slide 13 - Slide

vertalen - schreiben NL wörter auf das Blatt 

Tot hier gekomen in les 2