This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
13a Xandra heeft een vast maandinkomen van € 1.990 bruto. In mei krijgt ze over haar jaarloon 8% vakantie geld. Bereken het bruto jaarinkomen van Xandra.
Slide 5 - Open question
13b Elke dag gaat Xandra met de trein naar haar werk. Dat levert een aftrek post van € 988 op. Over welk bedrag aan inkomsten in box 1 wordt de belasting berekend?
Slide 6 - Open question
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
14a Yasmin woont in eigen appartement. Volgens de gemeente is de WOZ-waarde daarvan € 178.000. Hij heeft een hypotheekschuld van € 162.000. Daarover betaalt hij 3.2% rente. Bereken het eigenwoningforfait.
Slide 13 - Open question
14b Yasmin woont in eigen appartement. Volgens de gemeente is de WOZ-waarde daarvan € 178.000. Hij heeft een hypotheekschuld van € 162.000. Daarover betaalt hij 3.2% rente. Bereken de hypotheekrente die Yasmin in een jaar betaalt.
Slide 14 - Open question
14c Yasmin woont in eigen appartement. Volgens de gemeente is de WOZ-waarde daarvan € 178.000. Hij heeft een hypotheekschuld van € 162.000. Daarover betaalt hij 3.2% rente. Wat is het belastbaar inkomen?
Slide 15 - Open question
16a Zenne heeft een jaarinkomen van € 42.500. De WOZ-waarde van haar woning is € 226.000. Voor haar hypotheek betaalt ze per jaar € 4.800 aan rente. Ze heeft ook een aftrekpost van € 1.650. Bereken het eigenwoningforfait
Slide 16 - Open question
16b Zenne heeft een jaarinkomen van € 42.500. De WOZ-waarde van haar woning is € 226.000. Voor haar hypotheek betaalt ze per jaar € 4.800 aan rente. Ze heeft ook een aftrekpost van € 1.650. Bereken het belastbaar inkomen in box 1.