Tekstdoel: informeren, opiniëren, overtuigen of activeren
Inleiding: vraag of standpunt
Middenstuk: voor- en nadelen
Slot: afweging en conclusie
Slide 7 - Slide
Welke structuur bevat oorzaken in het middenstuk?
A
argumentatiestructuur
B
aspectenstructuur
C
verklaringsstructuur
D
voor- en nadelenstructuur
Slide 8 - Quiz
Welke tekststructuur past niet bij een betoog?
A
argumentatiestructuur
B
aspectenstructuur
C
voor- en nadelenstructuur
D
verklaringsstructuur
Slide 9 - Quiz
Verklaringsstructuur - inleiding: bepaald verschijnsel - kern: kenmerken/ verklaringen/ voorbeelden - slot: ? Wat moet er op de plaats van het vraagteken staan?
A
samenvatting
B
eigen mening
C
het probleem
D
vraagstelling
Slide 10 - Quiz
Inleiding: onderwerp middenstuk: diverse onderdelen van het onderwerp worden besproken slot: samenvatting Deze indeling hoort bij de volgende structuur:
A
argumentatiestructuur
B
voor en nadelen structuur
C
verklaringsstructuur
D
aspectenstructuur
Slide 11 - Quiz
Een tekst waarin wordt uitgelegd hoe het broeikaseffect is ontstaan, is een ....
A
Tekst met verklaringsstructuur
B
Tekst met voor- en nadelenstructuur
C
Tekst met argumentatiestructuur
Slide 12 - Quiz
Welke vaste tekststructuur is zeker niet geschikt voor een uiteenzetting?(informatieve tekst)
A
Een aspectenstructuur
B
Een vraag-antwoord-structuur
C
Een argumentatie-structuur
D
Een verklaringstructuur
Slide 13 - Quiz
Aan de slag!
Pecha Kucha
Pak je lesboek op blz. 12.
Pak je schrift en noteer de titel (als je dit nog niet hebt gedaan): H1 Lezen: vaste tekststructuren
Maak de Startopdracht, bestudeer de theorie (zorg dat je de betekenis van de vier structuren kent) en maak opdracht 1 en 2.