herhaling Grammatica woordsoorten en werkwoordspelling
leren voor toets
eventueel aan acrostichon werken
1 / 9
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1
This lesson contains 9 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
B1a - donderdag 11 januari
Wat gaan we vandaag doen?
herhaling Grammatica woordsoorten en werkwoordspelling
leren voor toets
eventueel aan acrostichon werken
Slide 1 - Slide
Welke woordsoorten moet je kennen voor de toets?
zelfstandig naamwoord
lidwoord
werkwoord
bijvoeglijk naamwoord
voorzetsel
Slide 2 - Slide
Woordsoorten benoemen kan ik
A
uitstekend
B
goed
C
voldoende
D
onvoldoende
Slide 3 - Quiz
Ik leg regelmatig een (lidwoord) kort (bijvoeglijk naamwoord) huisbezoek (zelfstandig naamwoord) af bij (voorzetsel) een oude, slechtziende dame. Ze vraagt of ik koffie wil. ‘Graag’, zeg ik, ‘met warme melk.’ We gaan naar de keuken. De dame woont al vijftig jaar in het grote huis, ze kan zich prima redden, alles staat al zo lang op dezelfde plaats. Het steelpannetje gaat op het vuur, nu nog een mooi schuimkraagje op de melk. Ik kan nog net voorkomen dat het opkloppen van de melk met de afwasborstel gebeurt. Heerlijk bakje. Noteer 2 andere lidwoorden uit de tekst.
timer
1:00
timer
1:00
Slide 4 - Open question
Ik leg regelmatig een (lidwoord) kort (bijvoeglijk naamwoord) huisbezoek (zelfstandig naamwoord) af bij (voorzetsel) een oude, slechtziende dame. Ze vraagt of ik koffie wil. ‘Graag’, zeg ik, ‘met warme melk.’ We gaan naar de keuken. De dame woont al vijftig jaar in het grote huis, ze kan zich prima redden, alles staat al zo lang op dezelfde plaats. Het steelpannetje gaat op het vuur, nu nog een mooi schuimkraagje op de melk. Ik kan nog net voorkomen dat het opkloppen van de melk met de afwasborstel gebeurt. Heerlijk bakje. Noteer 4 andere zelfstandige naamwoorden uit de tekst. En zoek het zelfstandig naamwoord dat ook als werkwoord gebruikt kan worden.
timer
1:00
Slide 5 - Open question
Ik leg regelmatig een (lidwoord) kort (bijvoeglijk naamwoord) huisbezoek (zelfstandig naamwoord) af bij (voorzetsel) een oude, slechtziende dame. Ze vraagt of ik koffie wil. ‘Graag’, zeg ik, ‘met warme melk.’ We gaan naar de keuken. De dame woont al vijftig jaar in het grote huis, ze kan zich prima redden, alles staat al zo lang op dezelfde plaats. Het steelpannetje gaat op het vuur, nu nog een mooi schuimkraagje op de melk. Ik kan nog net voorkomen dat het opkloppen van de melk met de afwasborstel gebeurt. Heerlijk bakje. Noteer 4 andere bijvoeglijke naamwoorden uit de tekst.
timer
1:00
Slide 6 - Open question
Ik leg regelmatig een (lidwoord) kort (bijvoeglijk naamwoord) huisbezoek (zelfstandig naamwoord) af bij (voorzetsel) een oude, slechtziende dame. Ze vraagt of ik koffie wil. ‘Graag’, zeg ik, ‘met warme melk.’ We gaan naar de keuken. De dame woont al vijftig jaar in het grote huis, ze kan zich prima redden, alles staat al zo lang op dezelfde plaats. Het steelpannetje gaat op het vuur, nu nog een mooi schuimkraagje op de melk. Ik kan nog net voorkomen dat het opkloppen van de melk met de afwasborstel gebeurt. Heerlijk bakje. Noteer 4 andere voorzetsels uit de tekst.
timer
1:00
Slide 7 - Open question
Woordsoorten benoemen kan ik
A
uitstekend
B
goed
C
voldoende
D
onvoldoende
Slide 8 - Quiz
Aan de slag!
Je hebt nu 15 minuten de tijd om zelfstandig aan te werken. Kies:
leren (Test jezelf / Versterk jezelf / extra oefenmateriaal studiewijzer)