Schrijven 10 Voor de toets

Welkom bij de online les Nederlands:
Tip! Werk met een dubbel scherm! Split screen
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom bij de online les Nederlands:
Tip! Werk met een dubbel scherm! Split screen

Slide 1 - Slide

Wat ga je vandaag leren en doen?

--> We gaan vooruitblikken op de toets
--> We gaan alle opgedane theorie herhalen


Slide 2 - Slide

Toets
--> Je gaat een schrijfopdracht maken: een artikel
--> Je krijgt een beoordeling op 3 onderdelen:

Slide 3 - Slide

Wat is een artikel?
In een artikel geef je achtergrondinformatie over een bepaald onderwerp, bijvoorbeeld in de schoolkrant of een website voor jongeren. Het doel van een artikel is informeren of je mening geven. 

Uiterlijk:
Inleiding, middenstuk, slot

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Voorbeeld toets!


Hoe ziet de toets er dan uit?

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Hoe wordt de toets beoordeeld?

De toets wordt beoordeeld op 3 onderdelen:

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Hoe vind je de persoonsvorm in een zin? Er zijn meerdere antwoorden mogelijk
A
Het is het 1e woord in de zin
B
Maak de zin vragend
C
Zet de zin in een andere tijd
D
Het woord naast de persoon

Slide 13 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de zin:
Ons vliegtuig landt een uur later dan gepland.
A
Ons vliegtuig
B
landt
C
een uur later
D
gepland

Slide 14 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de zin:
Mijn ouders wachten in de aankomsthal.
A
Mijn ouders
B
wachten
C
in
D
de aankomsthal

Slide 15 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de zin:
De fysiotherapeut masseert de benen van de voetballers.
A
De fysiotherapeut
B
masseert
C
de benen
D
voetballers

Slide 16 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de zin:
Na de wedstrijd rustten de voetballers uit.
A
Na de wedstrijd
B
rustten
C
de voetballers

Slide 17 - Quiz

Hoe schrijf je het werkwoord in de verleden tijd?

Hij (rekenen) het bedrag uit.

Slide 18 - Open question

Hoe schrijf je het werkwoord in de verleden tijd?

Ik (koken) pasta.

Slide 19 - Open question

Schrijf het woord op de juiste manier:
pasen

Slide 20 - Open question

Schrijf het woord op de juiste manier:
paasei

Slide 21 - Open question

de film soldaat van oranje

Slide 22 - Open question

in de noordzee

Slide 23 - Open question

Welke tip heb je vaak
van mij gekregen?

Slide 24 - Mind map

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Extra oefenen
https://www.cambiumned.nl

Slide 28 - Slide