Schrijven 3 Spelling

1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat ga je vandaag leren en doen?

- Je gaat lekker lezen in 3Pak
- Je gaat de spellingregels van de tegenwoordige tijd en de verleden tijd herhalen en toepassen in verschillende opdrachten.
- Je gaat herhalen wat een voltooid deelwoord is.
- Je gaat verder werken met Numo


Slide 2 - Slide

Lekker lezen

- Pak het eerste verhaal uit 3 Pak
- Ga lekker 13 minuten lezen


timer
13:00

Slide 3 - Slide

Hoe vind je de persoonsvorm in een zin? Er zijn meerdere antwoorden mogelijk
A
Het is het 1e woord in de zin
B
Maak de zin vragend
C
Zet de zin in een andere tijd
D
Het woord naast de persoon

Slide 4 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de zin:
Ons vliegtuig landt een uur later dan gepland.
A
Ons vliegtuig
B
landt
C
een uur later
D
gepland

Slide 5 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de zin:
Mijn ouders wachten in de aankomsthal.
A
Mijn ouders
B
wachten
C
in
D
de aankomsthal

Slide 6 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de zin:
De fysiotherapeut masseert de benen van de voetballers.
A
De fysiotherapeut
B
masseert
C
de benen
D
voetballers

Slide 7 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de zin:
Na de wedstrijd rustten de voetballers uit.
A
Na de wedstrijd
B
rustten
C
de voetballers

Slide 8 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de zin:
Zodra het regende, trokken ze verder naar een andere plek.
A
Zodra
B
regende
C
trokken
D
een andere plek

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Slide

Wat is de juiste vorm van het werkwoord?

(drinken) jij graag thee?
A
drink
B
drinkt

Slide 11 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het werkwoord?

Hij (landen) op Schiphol.
A
land
B
landt

Slide 12 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het werkwoord in tegenwoordige tijd?
Hij (dansen) de tango.

Slide 13 - Open question

Hoe schrijf het werkwoord in de verleden tijd?

Hij (rekenen) het bedrag uit.

Slide 14 - Open question

Hoe schrijf je het werkwoord in de verleden tijd?

Ik (koken) pasta.

Slide 15 - Open question

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?

Zij hebben (betalen).
A
betaalt
B
betaald

Slide 16 - Quiz

Wat is een infinitief?

Slide 17 - Open question

Zelfstandig verder werken
--> Ga naar Numo en werk verder aan je oefeningen werkwoordspelling


Slide 18 - Slide

Stel één vraag over iets dat je nog niet zo goed
hebt begrepen.

Slide 19 - Open question

Schrijf één ding op wat je deze les hebt geleerd en niet meer vergeet.

Slide 20 - Open question