Serie MIDDELEEUWEN

Middeleeuwen - tot zover...
AG-4
1 / 42
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Middeleeuwen - tot zover...
AG-4

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Het feodale stelsel (of leenstelsel) houdt in dat.....
A
De koning zijn land zelf bestuurt met behulp van ministers
B
De koning het bestuur van delen van het rijk aan de adel overliet, in ruil voor trouw

Slide 3 - Quiz

Middeleeuwse literatuur is bedoeld om .....
A
te lezen
B
te luisteren

Slide 4 - Quiz

Handschrift verwijst naar
A
De manier waarop iemand schreef
B
Het lettertype dat werd gebruikt
C
Geschreven tekst door de monniken

Slide 5 - Quiz

Welke tekst wordt beschouwd als de oudste Nederlandse tekst?
A
Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic anda thu wat unbidan we nu?
B
Wildi u liefde te mi werts vesten, Ick sal u consten leeren sonder ghelijcke
C
So lange lach si hem an, Dat hi haer seggen began, Dat hi haers broeder doot hadde gesworen
D
God, die vander maghet was gheboren, Om dat hi niet en woude laten verloren Dat hi met sinen handen hadde gemaect

Slide 6 - Quiz

Ridderroman
Hoofse roman
Gaat over oorlog en trouw
Belangrijke waarden zijn moed en kracht
Belangrijke waarden zijn liefde en intelligentie
Gaat over het leven naast het vechten

Slide 7 - Drag question

De hoofsheid is een duidelijk voorbeeld van middeleeuwse....
A
geestelijke cultuur
B
wereldlijke cultuur
C
christelijke cultuur
D
literaire cultuur

Slide 8 - Quiz

Wat was de belangrijkste eigenschap bij 'hoofsheid'?
A
trouw zijn
B
beschaafde omgangsvormen
C
eervol strijden
D
zelfbeheersing

Slide 9 - Quiz

De juiste volgorde van de standenmaatschappij:
A
boeren, ridders, monniken
B
nonnen, ridders, vissers
C
monniken, vissers, boeren
D
monniken, adel, ridders

Slide 10 - Quiz

Wat was belangrijk voor de adellijke elite?
A
gevechten
B
respect
C
eer
D
trouw

Slide 11 - Quiz

Wie had de belangrijkste klacht tegen Reynaerde?
A
Ysengrijn
B
Tybeert
C
Nobel
D
Grimbeert

Slide 12 - Quiz

Wanneer waren de Hoge Middeleeuwen?
A
300-500
B
500-1000
C
1000-1300
D
1300-1500

Slide 13 - Quiz

Wat voor soort kerk is dit?
A
Romaans
B
Gothisch

Slide 14 - Quiz

Wie is de opperste leenheer in het feodale stelsel?
A
Koning
B
Vazallen
C
Adel
D
God

Slide 15 - Quiz

Wat is geen kenmerk van de Middeleeuwen?
A
Theocentrisme
B
Ridderlijk
C
Burgerlijk
D
Romeins

Slide 16 - Quiz

Wie behoorden tot de eerste stand?
A
God
B
Adel
C
Geestelijkheid
D
Burgerij

Slide 17 - Quiz

Hoe kan ik zien dat dit
een
gotisch schilderij is?
A
Historisch onjuist
B
Anatomische verhoudingen kloppen niet
C
Drang naar verticaliteit
D
Zowel A, B als C

Slide 18 - Quiz

§3: Literatuur en taal
Slides zijn genummerd voor aantekeningen

Slide 19 - Slide

Literatuur in de middeleeuwen
  • Latijn / volkstaal
  • 1100
  • Eerst: ridderlijk (Karel ende
    Elegast
    ) en theo-
    centrisch (Beatrijs)


  • Ter lering en vermaak


Brachten de teksten van troubadours ten gehore.


Rijm was erg belangrijk in de voordracht (makkelijk te onthouden)
1

Slide 20 - Slide

Handschrift / codex
2

Slide 21 - Slide

Boekdrukkunst (wiegendrukken / incunabelen) 
Hier droogden de pagina's perkament na het bedrukken.
De 'manager' van de drukkerij. Hij overzag het proces
Het goedleggen van de drukletters. Ze kopieerden de pagina's die op de muur hingen.
Controle van de drukletters
Drukpers
Klaarleggen van de drukpersen in de pers
Het halen van nieuw perkament
3

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

Waarom is er zo weinig bekend over middeleeuwse auteurs?

Slide 25 - Open question

Dus
  • Gemeenschapskunst

  • Zonde van ijdelheid
4

Slide 26 - Slide

Taal

Geen eenheidstaal


Diets / Middelnederlands


Geen uniforme spelling

5

Slide 27 - Slide

Aan het werk :-)

- 2.1, 2.2 (Paragraaf 2)

- 3.2 (Paragraaf 3)

Tussentoets §1-3


Let op: de opdrachten moeten uitgewerkt worden in een schrift

Slide 28 - Slide

De middeleeuwse maatschappij was theocentrisch. Wat betekent dat?
In het dagelijks leven ...
A
... staat de wetenschap centraal.
B
... staan God en godsdienst centraal.
C
... staan geld en economie centraal.
D
... staat iemand die Theo heet centraal.

Slide 29 - Quiz

Hoe noem je de uitruil van land tussen leenheren en leenmannen waarbij de opbrengst gegeven wordt in ruil voor bescherming?
A
Feodaal stelsel
B
Standenmaatschappij
C
Ridderlijke cultuur
D
Opkomst burgerij

Slide 30 - Quiz

Welk kenmerk behoort NIET tot de Karelroman of voor-hoofse ridderroman?
A
Vrouwen zijn minderwaardig
B
Ridders ondernemen een queeste
C
Trouw aan de leenheer en god is belangrijkste
D
Er komt veel geweld en bloed in voor

Slide 31 - Quiz

Welk kenmerk behoort WEL tot de Arthurroman of hoofse ridderroman?
A
Vooral na 1250 geschreven
B
Ridders zijn trouw aan leenheer/god.
C
Vrouwen hebben geen zelfbeschikking
D
Er komt veel geweld en bloed in voor

Slide 32 - Quiz

Gemeenschapskunst is...
A
Een verhaal heeft meerdere auteurs
B
Verhalen worden voorgedragen door jongleurs
C
Alleen geestelijken konden schrijven
D
Verhalen behoren tot een samenleving door orale overlevering

Slide 33 - Quiz

Diets bestaat uit...
A
Variant van het Latijn
B
Oude Germaanse taal
C
Voorloper van modern Nederlands
D
Verzameling dialecten

Slide 34 - Quiz

Wat is een troubadour?
A
Zelfde als een minstreel/jongleur
B
Bedenker van de verhalen
C
Schrijver van de muziek en tekst
D
Schrijver van ballades

Slide 35 - Quiz

Wie vond de boekdrukkunst uit?
A
Laurens Janszoon Coster
B
Johannes Gutenberg
C
Mariken van Nieumeghen
D
Karel Elegast

Slide 36 - Quiz

Wat was geen gevolg van de uitvinding van de boekdrukkunst?
A
boeken werden veel goedkoper
B
steeds meer mensen gingen lezen
C
er werden veel meer boeken gemaakt
D
er kwam een eind aan de geestelijke boeken

Slide 37 - Quiz

De reformatie had als doel:
A
Een nieuwe kerk op te richten
B
De katholieke kerk te hervormen
C
Wetenschap centraal zetten
D
De mens zelf centraal te stellen

Slide 38 - Quiz

Wat was het gevolg van de boekdrukkunst?
A
Onderzoek naar oude talen
B
Snellere verspreiding van informatie
C
Beperkte leesvaardigheid
D
Toename van het kerkelijke gezag

Slide 39 - Quiz

Wanneer werd de boekdrukkunst uitgevonden?
A
1455
B
1555
C
1355
D
1155

Slide 40 - Quiz

Hoe noem je een gedicht waarin er getreurd wordt om een overleden persoon?
A
Ballade
B
Elegie
C
Episch gedicht
D
Lyriek

Slide 41 - Quiz

Wat hoort NIET bij een middeleeuwse geestelijke
A
Pennenproef
B
Wiegendruk
C
Codex
D
Manuscript

Slide 42 - Quiz