Sterke werkwoorden (e/i/ie) Wechsel

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3,4

Sterke werkwoorden in het Duits

Sterke werkwoorden met een

 -e- in de stam

Wat is een sterk werkwoord?
Hoe herken je een sterk (onregelmatig werkwoord)

Wat is een sterk werkwoord?

Een sterk werkwoord krijgt in de verleden tijd een andere stamklinker.

Duits en Nederlands lijken zo veel op elkaar dat als het werkwoord in het Nederlands sterk is dat het dan in het Duits ook vaak sterk is.

Sterke werkwoorden met 

e/i(e)-Wechsel 

en met A-Umlaut

1. Wanneer is een werkwoord sterk en wanneer zwak?

1. Sterke werkwoorden veranderen in de vt van klinker:
2. schwimmen-schwamm
3. laufen-lief
4. gehen-ging
5. De meeste ww die in het Nederlands sterk zijn, zijn dat in het Duits ook (let op er zijn uitzonderingen!) 

1. Zwakke werkwoorden
   veranderen in de vt niet van klinker:
2. wohnen-wohnte
3. machen-machte
   

Sterk of zwak?

bieten

1. sterk
2. zwak

Sterk of zwak?

arbeiten

1. sterk
2. zwak

Sterk of zwak?

nehmen

1. sterk
2. zwak

Sterk of zwak?
geben

1. sterk
2. zwak

Sterke werkwoorden met een a in de stam krijgen in de t.t bij

 du en er/sie/es een ä

fahren

ich fahre

du fährst

er/sie/es fährt

wir fahren

ihr fahrt

sie/Sie fahren

laufen

ich laufe

du läufst

er/sie/es läuft

 wir laufen

 ihr lauft

sie/Sie laufen

Sterke werkwoorden met een e in de stam krijgen in de t.t. bij du en er/sie/es een i of ie

Lange e wordt-ie

lesen

ich lese

du liest

er/sie/es liest

wir lesen

ihr lest 

sie/Sie lesen

Korte e wordt-i

essen

ich esse

du isst

er/sie/es isst

wir essen

ihr esst

sie/Sie essen

1. Uitzonderingen:

• lange e wordt korte i

1. nehmen:  du nimmst- er nimmt 
2. geben: du gibst- er gibt 
3. treten: du trittst- er tritt 

1. Gehen (=gaan) en stehen (=staan) krijgen geen e-i Wechsel!

1. du gehst-er geht
   
2. du stehst- er steht
   

goed of fout?

1. er list
2. er liest

Du (sprechen)..................immer so leise.

1. sprichst
2. spricht
3. sprecht
4. sprechst

Der Arzt (geben)..............Meike eine Spritze.

1. gebt
2. gibst
3. gibt

Goed of fout?

er nihmt

1. goed
2. fout

Wo (treffen)....................ihr euch?

1. treffen
2. trifft
3. trefft

Wat is een sterk werkwoord?

1. regnen
2. schlafen
3. reisen

Welk werkwoord is geen sterk werkwoord?

1. laufen
2. gehen
3. lachen
4. schlafen

Sterke werkwoorden ( i / ie )

Bij de du-vorm en de er/sie/es-vorm verandert de lange klinker in een ie en de korte klinker in een i

jij ziet (sehen)

1. du siehst
2. du sehst
3. du sihst

u leest (lesen)

1. Sie liest
2. Sie lezen
3. Sie lehst
4. Sie lesen

zij leest (lesen)

1. sie lest
2. sie list
3. sie liest
4. sie lesen

jij helpt (helfen)

jullie helpen (helfen)

ik eet (essen)

jij eet (essen)

jullie eten (essen)

Hij vergeet zijn boek. (vergessen)

Bij welke personen vindt er een E/I-Wechsel plaats?

1. ich, du, er, sie
2. du, er, sie, es
3. er, sie, es, wir
4. ich, du, wir, ihr

e/i Wechsel vindt plaats:

1. bij sterke èn zwakke werkwoorden
2. bij zwakke werkwoorden met een e of a in de stam
3. bij sterke werkwoorden in de voltooide tijd
4. bij sterke werkwoorden in de tegenwoordige tijd

Stappenplan e/i-Wechsel

1.Is het werkwoord zwak of sterk?    
 (Als het zwak is, krijg je GEEN e-i Wechsel!)
2.Staat er een vorm van du of er/es/sie voor?
(Alleen bij du of er/es/sie kun je e-i wechsel krijgen!)

3.Staat er een lange of een korte e in de stam?

        (bij lange e krijg je ie, bij korte e krijg je i)

4.vul dan de juiste vorm in van het werkwoord.

Ik kan de e / i - Wechsel bij sterke werkwoorden correct toepassen