Verzekeren + elasticiteit

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 5

Verplichte verzekering

Geen eigen risico

Ook goede risico's verzekeren zich

Goede risico's vinden het te duur om zich te verzekeren

Welk begrip hoort bij de omschrijving?
Jaarlijkse of maandelijkse betaling voor je verzekering.

1. polis
2. premie
3. eigen risico
4. verzekeringsvoorwaarden

Verzekeraar

Verzekerde

Je wilt een onzeker voorval verzekeren.

Organisatie die het financiële onzekere voorval van jou overneemt

Bij een zorgverzekering kun je je eigen risico verhogen.
Je betaalt dan:

1. meer premie
2. minder premie
3. evenveel premie

Wie betaalt het "eigen risico"?

1. De verzekeraar
2. De verzekerde
3. Derden
4. Niemand

Wat is averechtse selectie?

1. Uit individuele premiebetaling wordt vermogen gevormd voor de financiering van uitkeringen in de toekomst.
2. De hoogte van een subsidie of bijdrage is afhankelijk van de hoogte van het inkomen.
3. Houdt in dat de mensen met een hoog risico zich wel verzekeren en de mensen met een laag risico niet.
4. De verzekeraar is verplicht iedereen die zich aanmeldt te verzekeren tegen dezelfde premie.

Door collectieve dwang bij de verplichte WA-autoverzekering voorkomt de overheid averechtse selectie.

1. Juist
2. Onjuist

Wat is Asymmetrische informatie?

1. Je veroorzaakt meer schade omdat je verzekerd bent
2. De ene weet meer dan de ander (de prijs gaat omlaag)
3. Alleen de slechte risico's verzekeren zich
4. Mensen moeten verplicht een verzekering nemen

Wat is moreel wangedrag?

1. Je veroorzaakt meer schade omdat je verzekerd bent
2. De ene weet meer dan de ander (de prijs gaat omlaag)
3. Alleen de slechte risico's verzekeren zich
4. Mensen moeten verplicht een verzekering nemen

Wat is een voorbeeld van moreel wangedrag?

1. Niet op tijd betalen van de verzekeringspremie.
2. Een Felyx-scooter huren en ermee gaan stunten.
3. Als je liegt dat je iphone is gestolen.
4. Een auto kopen zonder WA-verzekering af te sluiten.

Premiedifferentiatie stimuleert averechtse selectie.

1. Juist
2. Onjuist

Collectieve verzekeringen zijn ........................, particulieren verzekeringen zijn meestal .....................

Mensen die zich verzekeren zijn .......................... hiermee doen ze aan .......................... 

Als de premie niet voor iedere verzekerde gelijk is doet de verzekeraar aan ..............................

risicospreiding

verplicht

risico-avers

niet verplicht

premiedifferentiatie

Leg uit dat premiedifferentiatie en eigen risico moreel wangedrag kunnen voorkomen.

Zelftest H6

In Nederland is elk risico verzekerbaar.

1. Juist
2. Onjuist

Een verzekeraar maakt de meeste winst op de goede risico’s.

1. Juist
2. Onjuist

Bij een verplichte verzekering zijn geen premieverschillen mogelijk.

1. Juist
2. Onjuist

Averechtse selectie kan ontstaan als de verzekerde minder weet dan de verzekeraar.

1. Juist
2. Onjuist

Asymmetrische informatie houdt in dat mensen niet tegelijkertijd communiceren.

1. Juist
2. Onjuist

Een eigen risico ingeval van schade verkleint moral hazard.

1. Juist
2. Onjuist

Acceptatieplicht bij een ziektekostenverzekering heeft als doel de zorg voor iedereen toegankelijk te houden.

1. Juist
2. Onjuist

Examenopgave verzekeren

Zorgwekkende zorgkosten

Volkomen inelastisch is een elasticiteit van 0

1. waar
2. niet waar

De waarde van een prijselasticiteit (Ev) is -0,2. Deze elasticiteit is

1. inelastisch
2. elastisch

Met behulp van welke elasticiteit kun je inferieure goederen herkennen?

1. Prijselasticiteit van de vraag
2. Inkomenselasticiteit
3. Kruislingse elasticiteit

Gegeven is de volgende vraagfunctie Qv= 20P + 400, de prijs stijgt van 5 naar 7.
De prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid is..

1. 0,13
2. -0,33
3. 0,2
4. -0,4

Door een prijsstijging van 12% vermindert de vraag naar treinreizen van 500.000 naar 480.000.
I: Door de prijsstijging daalt de omzet van treinreizen
II: De vraag naar treinreizen is prijselastisch

1. Beide juist
2. I juist, II onjuist
3. I onjuist, II juist
4. Beide onjuist

Wat meet je met de kruislingse elasticiteit?

1. Het verband tussen de prijs van product A en de vraag naar product A.
2. Het verband tussen de vraag naar product A en het inkomen.
3. Het verband tussen het aanbod van product A en het inkomen.
4. Het verband tussen de prijs van product A en de vraag naar product B.

Zelftest vervoer 5.5 

15/18/19