This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes, text slide and 3 videos.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Slide 1 - Video
Hij feliciteerde ... met ... nominatie
A
hen; hun
B
hun; hun
C
hen; hen
D
hun; hen
Slide 2 - Quiz
Hen of hun? Ik stuur ... een kaart.
timer
0:20
A
hen
B
hun
Slide 3 - Quiz
Slide 4 - Video
Welke verwijswoorden horen in deze zin? Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats. Let op: er kunnen meerdere verwijswoorden goed zijn als antwoord. Je mag er dus meerdere slepen, als je denkt dat ze passend zijn .
Vera doet het trucje voor. ________ zegt:
‘Zo moet je ________ doen.’
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
Slide 5 - Drag question
Slide 6 - Video
Esther kan veel beter tennissen als /dan jij /jou.