Par 2.2_3V_2223

Agenda hst 2 les 2 041022
  • leerdoelen par 2.1 checken
  • Leerdoelen par 2.2
  • Uitleg par 2.2
  • Zelf aan de slag 
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Agenda hst 2 les 2 041022
  • leerdoelen par 2.1 checken
  • Leerdoelen par 2.2
  • Uitleg par 2.2
  • Zelf aan de slag 

Slide 1 - Slide

Leerdoelen par 2.1
  • Je kunt spaarmotieven van mensen benoemen en voorbeelden geven.
  • Je kunt uitleggen wat nominale en reële rente is en ermee rekenen.
  • Je kunt rekenen met enkelvoudige en samengestelde rente.
  • Je kunt verschillende spaarvormen herkennen.
  • Je kunt uitleggen hoe beleggingsvormen van elkaar verschillen op basis van risico.



Slide 2 - Slide

Op een depositorekening zet je € 5.000 vast voor 3 jaar tegen 1,2% rente. (enkelvoudige rente)
Bereken hoeveel rente je na 2 jaar en 8 maanden hebt ontvangen.

Slide 3 - Open question

Je stort € 600,- op een spaarrekening. Na precies één jaar neem je het geld inclusief rente weer op. Je krijgt van de bank € 636,-. Bereken tegen welk rentepercentage je het geld hebt weggezet. Zet berekening erbij.

Slide 4 - Open question

Bereken de samengestelde rente na 2 jaar sparen:
€1000 op de rekening tegen 2% rente.
Hoeveel is het saldo aan het eind van jaar 2?
A
€1040,10
B
€1040,20
C
€1040,30
D
€1040,40

Slide 5 - Quiz

De nominale rente is 5%.
De reële rente is 6%.
Kies juiste antwoord.
A
Er is sprake van deflatie want de reële rente is hoger dan de nominale rente.
B
Er is sprake van inflatie want de reële rente is hoger dan de nominale rente.

Slide 6 - Quiz

Leerdoelen par 2.2
  • Je kunt leenmotieven noemen.
  • Je kunt de kosten van een lening berekenen.
  • Je kunt uitleggen dat er beperkingen zijn aan bedragen die je kunt lenen.
  • Je kunt de verschillen tussen de meest voorkomende leenvormen uitleggen.
  • Je kunt verschillende hypotheekvormen noemen.



Slide 7 - Slide

Leenmotieven
Dit zijn redenen om te lenen

Onverwacht geldtekort
Tijdelijk geldtekort
Koop van een gebruiksgoed
Koop van een huis (hypotheek)

Slide 8 - Slide

Lening terugbetalen
Als je geld hebt geleend moet je twee dingen terugbetalen

  1. Het leenbedrag (aflossen)
  2. Een vergoeding (rente)

Slide 9 - Slide

Vormen van consumptiefkrediet
  • Persoonlijke lening (aflossen in vooraf afgesproken termijnen)
  • Doorlopend krediet: (betaal je ook in maandtermijnen terugmaar het afgeloste bedrag kun je weer opnemen)
  • Rekening-courantkrediet (=Salariskrediet); 
    (tot een bepaald bedrag in het rood → hangt van je salaris af)
  • Koop op afbetaling; vb huurkoop.
    Door winkelier verstrekt. Klant mag in delen betalen.

Slide 10 - Slide

Persoonlijke lening

Termijnbedrag= rente + aflossing


Termijnbedrag x aantal maanden = totale kosten


totale kosten - lening = kredietkosten





Slide 11 - Slide

Kredietkosten: rekenvraag
Je leent €4.000 met een looptijd van drie jaar en betaalt in maandtermijnen van €130,-. Wat betaal je aan kredietkosten? 

Totale kosten 3 x 12 x €130  = €4.680
Leenbedrag                                = €4.000
----------------------------------------   - 
Kredietkosten                            =€      680

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Link

Hypothecaire lening
  • Voor veel mensen de grootste lening
  • Voor een gebouw
  • Het huis of de grond dient als onderpand
  • Looptijd meestal 30 jaar
  • Rente is fiscaal aftrekbaar

Slide 14 - Slide

2 soorten Hypothecaire lening
  • Lineaire hypotheek;
    maandelijks los je een vast bedrag af en daarnaast betaal je rente.
  • Annuïtaire hypotheek;
    Maandelijks betaal je vast bedrag (de annuïteit) die bestaat uit rente en aflossing.

Slide 15 - Slide

Aflossing 30 jaar gelijk
Rentebedrag daalt elk jaar
Rente begin hoog en aflossing laag. Later andersom.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Zelf aan de slag
  • Lees paragraaf 2.2
  • Maak de opgaven online van par 2.2 via planning.
    Hst 2_Les 2_041022
  • Leer voor de volgende les de begrippen van par 2.1 en 2.2 en leer de samenvatting par 2.1 en 2.2 blz  62/63 boek of online

Slide 18 - Slide