k3 adverbs adjectives

Today's lesson
  • learning objectives 
  • grammar 
  • practice 
1 / 20
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Today's lesson
  • learning objectives 
  • grammar 
  • practice 

Slide 1 - Slide

Regels
  • Als ik uitleg geef is iedereen stil.
  • Geen telefoons tenzij ik zeg dat je het mag gebruiken.
  • Geen eten of drinken in mijn les m.u.v water.

Slide 2 - Slide

Learning objectives
  • After this lesson I can describe a human, animal or a thing by using different words.
  • After this lesson I can describe how an action is done.

Slide 3 - Slide

Wat is een zelfstandignaamwoord (noun)?
What is a noun? (zelfstandig naamwoord)

Slide 4 - Slide

Have a look at these sentences. 
What type of word are the underlined words? 

  • She is beautiful.
  • Why are you playing those easy games?
  • That dog is big.
  • He has a deep voice.

Slide 5 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord (adjectives)
Een Bijvoeglijk naamwoord (adjective) zegt iets over een zelfstandignaamwoord (mens, dier, ding) 
  • She is beautiful.
  • Why are you playing those easy games?
  • That dog is loud.
  • He has a deep voice.

Slide 6 - Slide

  • She is singing beautifully 
  • I can easily beat you at those games.
  • That dog barks loudly.
  • He is deeply in love with her. 
Now have a look at these sentences.
Wat is er veranderd aan de onderstreepte woorden? Waar zegt het iets over?

Slide 7 - Slide

Een bijwoord kan iets zeggen over:

  • Een werkwoord
She walks slowly

  • Een bijvoeglijk naamwoord
She is very boring. 

  • Waar
They found her toy in the living room.

  • Wanneer
They arrived today.

  • Hoevaak
She comes here often.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Emma opened the big door. Then she saw a tall man and next to him was a little girl. She was crying annoyingly because she wanted one of those colourful lollipops. Her dad told me she always cries.
How many adjectives (bijvoeglijk naamwoorden) do you see?
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 10 - Quiz

Im going to the store with my friend today. She is insanely good-looking. I usually walk there but my friend walks slowly so we are driving.

How many adverbs (bijwoorden) do you see?
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 11 - Quiz

Hoe kan je een bijvoeglijk naamwoord veranderen naar een bijwoord? Wat zijn de uitzonderingen? 
  • Meestal krijg je een bijwoord als je 'ly' aan het eind van een bijvoeglijk naamwoord toevoegt. 
    beautiful>beautifully   quick>quickly    bad>badly



  • Soms blijft het woord hetzelfde: long, low, fast, right. Je kan dus niet fastly zeggen. 
  • Als iets eindigt met een medeklinker+y dan verschilt de uitkomst.
     funny>funnily   gentle>gently   automatic>automatically
  • Soms verandert het woord compleet. good>well
     Je kan dus niet zeggen ''You played so good.''

Slide 12 - Slide

She sings _____. (beautiful)
A
beautiful
B
beautifully

Slide 13 - Quiz

He draws ____. (good)
A
good
B
well

Slide 14 - Quiz

That was a ___ joke. (funny)
A
funny
B
funnily

Slide 15 - Quiz

Now that his foot is injured, he dances _____. (bad)
A
bad
B
badly

Slide 16 - Quiz

I can't hear him because he is speaking so ___. (low)
A
low
B
lowly

Slide 17 - Quiz

  • Vul de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord of bij
Do the activity 
timer
10:00

Slide 18 - Slide

Nakijken

Slide 19 - Slide

Heb je het leerdoel behaald? 
  • After this lesson I know the differences between adverbs and adjectives, I can recognize them and apply them to sentences.

Slide 20 - Slide