5.2 Gedicht les 1 1BK

  • Pak je leesboek en ga rustig lezen
  • Etui op tafel
  • Laptop op de hoek van je tafel
5.2 Gedicht
timer
10:00
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 35 min

Items in this lesson

  • Pak je leesboek en ga rustig lezen
  • Etui op tafel
  • Laptop op de hoek van je tafel
5.2 Gedicht
timer
10:00

Slide 1 - Slide

  • wat een beeldspraak in een gedicht is
5.2 Gedicht
In deze paragraaf leer je:

Slide 2 - Slide

  • Als je de taal niet letterlijk maar figuurlijk gebruikt, schrijf
     je het met beelden. In beeldspraak wordt een beeld
     opgeroepen, je kunt het voor je zien.
  • Bijvoorbeeld:
     - Ze help altijd zo goed, ze heeft een hart van goud.
     - Toen hij niets meer te doen had, viel hij in een zwart gat.
     - Zij is een echte stuiterbal, ze kan nooit stil zitten. 
     - We hadden de wind tegen.
5.2 Gedicht
Leertekst: Beeldspraak 

Slide 3 - Slide

Beeldend praten en schrijven doet iedereen, en wel vaker dan je denkt.
5.2 Gedicht
Leertekst: Beeldspraak 

Slide 4 - Slide

Voorbeelden van beeldspraak
Ogen die stralen als de zon.
Mijn kledingkast die ontploft is.
Er viel een lange stilte.
Het hart op de goede plek hebben.
Een gloeiende huid van de warme zon.
Waterige ogen hebben.
Ravenzwarte haren.
De vloer blonk als een spiegel.
Rennen als een jonge hinde.
Dat is een beer van een vent.
Hij was nog zo groen als gras.


Slide 5 - Slide

Voorbeelden van beeldspraak
Een oorverdovend lawaai.
Koken van woede.
Een schat van een kind.
Het vuur uit de sloffen lopen.
De bloemetjes buiten zetten.
Als een dief in de nacht verdwijnen.
Alles door een roze bril zien.
De wind fluistert haar naam.
Dat is een draak van een kind.
Hij woont in een kast van een huis.
De boom zuchtte onder de storm.







Slide 6 - Slide

Voorbeelden van beeldspraak
Alleen maar tegenwind hebben.
Groeien als kool.
Als een blinde mol oversteken.'
Een steek onder water geven
Met lood in de schoenen.
Zijn gezicht bloeide op.
De zeilboot danste op de golven.
Als een dolle stier kwam zij op mij af.
De zandkorrels kietelden mijn voeten.
Ze verdronk in de chaos om haar heen
De Noordzee kuste de Scheveningse kust.










Slide 7 - Slide

Een meisje zo licht en mooi van kleur
alleen haar haren zijn
donker en zwart.
Als de raven in het woud
Echt ravenzwart
5.2 Gedicht
Opdracht: Verwerk beeldspraak in een kort gedicht

Slide 8 - Slide

Ik sta op ontploffen
Ik ben woest
Ik ben boos
Ik kook van woede
5.2 Gedicht
Opdracht: Verwerk beeldspraak in een kort gedicht

Slide 9 - Slide

Zo mooi en groot
wel 100 kamers en 20 badkamers
je zou er in verdwalen
zo'n kast van een huis
5.2 Gedicht
Opdracht: Verwerk beeldspraak in een kort gedicht

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

  • Doe dat op een A3-vel papier. 
  • Kies een voorbeeld van een beeldspraak.
  • Zoek op / of vraag wat het betekent, verwerk dit in je gedicht
  • Maak een gedicht van 4 regels (het hoeft niet te rijmen)
  • Maak een tekening waarin je beeldspraak duidelijk wordt
  • Gebruik het hele vel. Je kunt ook kleuren gebruiken.
  • Werk netjes.
  • Zet je naam op de achterkant van het vel.
  • Het met lukken om aan het einde van de les een beeldspraak gedicht te
     hebben.


5.2 Gedicht
Opdracht: Verwerk beeldspraak in een kort gedicht

Slide 13 - Slide

  • Je kiest een leesboek
  • Je geeft de titel door aan de docent
  • Dit boek lees je de komende periode 
  • Na het lezen geef je de bladzijde door aan de docent zodat je weet waar je gebleven bent.
Lezen
timer
12:00

Slide 14 - Slide