All Right MAX, leerjaar 1v, Unit 1.2 (2)

GRAMMAR:
Persoonlijke voornaamwoorden
1 / 12
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

GRAMMAR:
Persoonlijke voornaamwoorden

Slide 1 - Slide

GRAMMAR: 
Bezittelijke voornaamwoorden
Dit gebruik je om aan te geven dat iets van iemand is, bijvoorbeeld:

Slide 2 - Slide


  • open je laptop
  • ga naar: LessonUp.app
  • vul een leuke naam in!!
samen oefenen....☺

Slide 3 - Slide


Bezittelijke voornaamwoorden geven aan ....
A
voor wie iets is
B
over wie iets gaat
C
van wie iets is
D
aan wie iets is

Slide 4 - Quiz


'My' is een bezittelijke voornaamwoord en
betekent 'mijn'
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord van:

ons / onze
A
us
B
we
C
our
D
hour

Slide 6 - Quiz


Wat is geen bezittelijk voornaamwoord?
A
you
B
my
C
his
D
our

Slide 7 - Quiz


Wat zijn bezittelijke voornaamwoorden?
A
my, your, us
B
he, his, hers
C
their, our, mine
D
its, me, our

Slide 8 - Quiz

Kies het juiste bezittelijke voornaamwoord:

We live in ___ appartment.
A
my
B
her
C
our
D
their

Slide 9 - Quiz

Kies het juiste bezittelijke voornaamwoord:

"Peter forgot ___ books!"
A
his
B
hims

Slide 10 - Quiz

Kies het juiste bezittelijke voornaamwoord:

The dog lost ___ ball.
A
his
B
her
C
their
D
its

Slide 11 - Quiz

Ik kan de persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden nu op de juiste manier gebruiken in een zin:
A
ja
B
nee
C
een beetje
D
helemaal niet

Slide 12 - Quiz