Unit 1 Lesson 2 Listening


Welcome!

1 / 23
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson


Welcome!

Slide 1 - Slide

This lesson
Lesson 2:
- Lessongoals
- Words
- Exercises
- Grammar 1
- Exercises

Slide 2 - Slide

Lessongoals
- Je kunt vragen en opdrachten verstaan.
- Je kunt aanwijzingen volgen.
- Je begrijpt het wanneer anderen zich aan elkaar voorstellen.

Slide 3 - Slide

Words
Take page 42 in front of you.


Slide 4 - Slide

Let's make some exercises!
Opdracht 1 t/m 4 maken together.

Slide 5 - Slide

Grammar - wie?

Slide 6 - Slide

Grammar - van wie?

Slide 7 - Slide

Persoonlijk voornaamwoorden in het Engels
Ik
Jij
Hij
Het
Jullie
Zij (mv)
Zij
Wij
He
We
You
They
You (ev)
It
She

Slide 8 - Drag question

Gebruik hier een Persoonlijk Voornaamwoord:
My parents
A
They
B
We
C
I
D
You

Slide 9 - Quiz

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
dog
A
he
B
it
C
you
D
I

Slide 10 - Quiz

Persoonlijk voornaamwoord:
... is from Curacao. (zij)
A
she
B
they
C
he
D
we

Slide 11 - Quiz

'verander' naar een persoonlijk voornaamwoord:
Peter
A
you
B
we
C
it
D
he

Slide 12 - Quiz

Persoonlijk voornaamwoord:
..... (ik) like school.


A
i
B
I
C
you
D
we

Slide 13 - Quiz

"Verander" naar een persoonlijk voornaamwoord:
Susan
A
he
B
we
C
you
D
she

Slide 14 - Quiz

Bezittelijke voornaamwoorden in het Engels
Mijn
Jouw
Zijn
Het
Jullie
Hun 
Haar
Ons
My
His
Our
Your
(mv)
Their
Your
Its
Her

Slide 15 - Drag question

Bezittelijke voornaamwoorden
You are funny, that is not.....book!
A
you
B
your

Slide 16 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
ons / onze
A
us
B
we
C
our
D
hour

Slide 17 - Quiz

Vul het juiste bezittelijke voornaamwoord in:

____ (jouw) team is the best team ever!
A
my
B
your
C
their
D
her

Slide 18 - Quiz

Kies het juiste bezittelijke voornaamwoord:
"Peter forgot ___ books!"
A
his
B
hims

Slide 19 - Quiz

Wat is het Engelse bezittelijke voornaamwoord voor 'mijn'
A
my
B
her
C
our
D
their

Slide 20 - Quiz

bezittelijk voornaamwoord: jouw
A
my
B
her
C
your
D
their

Slide 21 - Quiz

Kies het juiste bezittelijke voornaamwoord:

The dog lost ___ ball.
A
his
B
her
C
their
D
its

Slide 22 - Quiz

To do
- Make exercise 5 up to and including 12
- Check your answers

Slide 23 - Slide