Aantrekkelijk formuleren H1 t/m 6 (h)v2 - oefentoets

Geef een synoniem voor 'sterven'
1 / 20
next
Slide 1: Open question
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Geef een synoniem voor 'sterven'

Slide 1 - Open question

Welke signaalwoorden horen allemaal bij het geven van voorbeelden?
A
bijvoorbeeld, zo, zoals, hierdoor, daarom, maar
B
ten eerste, hierdoor, daarom, maar, vervolgens
C
terwijl, indien, tenzij, mits, op voorwaarde dat
D
bijvoorbeeld, neem nou, zo, zoals, als, denk maar aan

Slide 2 - Quiz

Van welke zinsopbouw is hier sprake?
Peter en Maartje wonen in Utrecht.
A
POA
B
PO
C
OPA
D
APO

Slide 3 - Quiz

Welke zin is beter en waarom?

1. Als zij beter gaat luisteren, zegt mijn moeder, dan mag ze mee naar de speeltuin.
2. Mijn moeder zegt dat ze mee mag naar de speeltuin als ze beter gaat luisteren.

Slide 4 - Open question

Welke zin is beter en waarom?

1. Denk jij dat die jongen het schilderij op heeft gehangen?
2. Denk jij dat die jongen het schilderij heeft opgehangen?

Slide 5 - Open question

Marieke zit op de bank terwijl Maarten opruimt.
A
samengestelde zin
B
enkelvoudige zin

Slide 6 - Quiz

Hij wacht niet langer af en pakt zijn spullen in.
A
samengestelde zin
B
enkelvoudige zin

Slide 7 - Quiz

Zijn liefhebbende vriendin blijkt er een andere man op na te houden.
A
Samengestelde zin
B
Enkelvoudige zin

Slide 8 - Quiz


Is het verwijswoord een 
persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?
Zij graven een zwembad in de tuin.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 9 - Quiz


Is het verwijswoord een 
persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?
Hun tuin is daar groot genoeg voor.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 10 - Quiz


Kies de juiste verwijswoorden.
Neemt u/uw de bus naar Berlijn of u/uw privévliegtuig?
A
u - u
B
uw - uw
C
u - uw
D
uw - u

Slide 11 - Quiz

Mijn neef, ... ik gisteren geskypet heb, is vandaag jarig.
A
waarmee
B
met wie

Slide 12 - Quiz

De kat, ... ik woensdag naar de dierenarts ging, is gecastreerd
A
waarmee
B
met wie

Slide 13 - Quiz

Dit artikel over voetbal vind ik wel interessant, maar ... over economie niet.
A
dit
B
dat
C
deze
D
die

Slide 14 - Quiz

Daarna, vervolgens, intussen, 2017, nu, eerst, vroeger, acht uur ...
Signaalwoorden horen bij:

A
chronologisch verband
B
tegenstellend verband
C
opsommend verband

Slide 15 - Quiz

Ten eerste, ten tweede, verder, ook, ten slotte, om te beginnen, 1, 2, 3, ...
Signaalwoorden horen bij:

A
chronologisch verband
B
tegenstellend verband
C
opsommend verband

Slide 16 - Quiz

Maar, hoewel, echter, toch, aan de ene kant, aan de andere kant, tegenover, ...
Signaalwoorden horen bij:

A
chronologisch verband
B
tegenstellend verband
C
opsommend verband

Slide 17 - Quiz

De jongens in mijn klas leggen de lat niet al te hoog. Neem bijvoorbeeld Lex. Hij gaat altijd voor een 5,5.
A
toelichtend verband
B
redengevend verband
C
voorwaardelijk verband

Slide 18 - Quiz

Als jij alles voor mij inpakt,
koop ik iets lekkers voor onderweg.
A
toelichtend verband
B
redengevend verband
C
voorwaardelijk verband

Slide 19 - Quiz

Waarom is het belangrijk om niet te lange zinnen te maken? Let op: 2 antwoorden goed.
A
lange zinnen zijn vaak moeilijker te begrijpen.
B
Het staat niet mooi in een tekst.
C
Het zorgt ervoor dat de tekst te saai wordt om te lezen.
D
Je maakt sneller zinsbouwfouten in een lange zi n

Slide 20 - Quiz