Persoonsvorm tt en voltooid deelwoord

Welkom 
Lesdoel:
1. herhalen spelling werkwoorden tt en vt
2. spelling van het voltooid deelwoord

Pak alvast je boek erbij op bladzijde 26


1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 1,2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom 
Lesdoel:
1. herhalen spelling werkwoorden tt en vt
2. spelling van het voltooid deelwoord

Pak alvast je boek erbij op bladzijde 26


Slide 1 - Slide

Hoe spel je de tegenwoordige tijd?
  1. Zoek het hele werkwoord.
  2. Haal -en eraf, want dan heb je de stam.
  3. Gebruik het werkwoord lopen als voorbeeld.
Ik loop
Jij loopt / Loop jij?
Hij/zij loopt
Wij lopen

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

tt:
Hans (kleden) ...... zich aan.
A
kleed
B
kleedt
C
kled
D
kleet

Slide 4 - Quiz

tt:
Mijn tas (staan) ..... op de grond.
A
sta
B
stat
C
staat
D
staadt

Slide 5 - Quiz

tt:
Hij (beantwoorden) ..... de vraag.
A
beantwoort
B
beantword
C
beantwoord
D
beantwoordt

Slide 6 - Quiz

tt:
Mijn broer (fietsen) ...... naar huis.
A
fiets
B
fiest
C
fiet
D
fietst

Slide 7 - Quiz

Voltooid deelwoord
  • Werkwoordsvorm (vervoeging)
  • Er staat altijd een vorm van hebben, worden of zijn bij.
  • Gebruik de verlengproef. Daarmee hoor je vaak wat de laatste letter moet zijn!

Twijfel tussen d of t? Gebruik 't ex-kofschip 

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Bij het voltooid deelwoord gebruik je...
A
stam +t
B
t kofschip

Slide 10 - Quiz

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?
Hij heeft haar (beschermen)
A
Beschermd
B
Beschermt

Slide 11 - Quiz

Juiste spelling voltooid deelwoord.

De overvaller heeft alles snel (bekennen).
A
bekent
B
bekend

Slide 12 - Quiz

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?
Zij hebben (betalen).
A
betaalt
B
betaald

Slide 13 - Quiz

Huiswerk

Vandaag maken Blok  1 spelling
opdracht 1 t/m 5
- Klaar? 
- Juf Melis oefenen van de werkwoordspelling 


Slide 14 - Slide