Present simple - tegenwoordige tijd- Deze tijd gebruik je om feiten, gewoonten en regelmatige gebeurtenissen aan te geven.
- Werkwoord (walk) of werkwoord +s (walks) (SHIT REGEL)
Feit: The train arrives at six o'clock.
Gewoonte: Joe always wears a helmet at work.
Regelmatige gebeurtenis: I usually take orders from costomers.