1vtb Les possessifs -Het bezittelijk voornaamwoord

1vtb- CHAPITRE 3
Het bezittelijke voornaamwoord & de vocabulaire A-B-E-F 
1 / 13
next
Slide 1: Slide
FransVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

1vtb- CHAPITRE 3
Het bezittelijke voornaamwoord & de vocabulaire A-B-E-F 

Slide 1 - Slide

Le possessif

Het bezittelijk voornaamwoord

C'est mon lit.         = Het is mijn bed.

Voilà ma maison. = Hier is mijn huis.                                    

Slide 2 - Slide

       De vorm van het bezittelijk voornaamwoord

Slide 3 - Slide

Voorbeelden
1. Marc est mon frère.
    Marc is mijn broer.
2. Ils sont tes parents.
     Zij zijn jouw ouders
3. C'est sa maison
     Het is zijn/haar huis
4. Ce sont vos livres.
      Dit zijn jullie boeken.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

De vorm van het bezittelijk naamwoord hangt af van het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort. Je moet je afvragen of het een vrouwelijk woord is of een mannelijk woord.

Le lit           C'est mon lit = mannelijk


La chambre          Voilà ma chambre = vrouwelijk


Les parents          J'adore mes parents = meerv.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

(Jouw)_____ amie est très sympa
A
ton
B
ta
C
son
D
sa

Slide 9 - Quiz

Léa a un frère. C'est _______frère. (haar)
A
son
B
ton
C
sa
D
ta

Slide 10 - Quiz

Vul het juiste bez. vnw. in:
7, Rue de Gare est ___(zijn) adresse (v).
A
ta
B
ton
C
sa
D
son

Slide 11 - Quiz

Vul het juiste bez. vnw. in:
Pierre et Marie sont ___ (onze) parents.
A
ses
B
tes
C
nos
D
vos

Slide 12 - Quiz

(Hun)_____ parents sont divorcés.
A
Nos
B
Mes
C
Leur
D
Leurs

Slide 13 - Quiz