Paragraaf 3.8: Bloedgroepen

Welkom allemaal!
Pak je spullen:
  • Biologieboek
  • Schrift en pen 
  • Mobiel in de tas!

Mooi! Dan gaan we beginnen!
1 / 32
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Welkom allemaal!
Pak je spullen:
  • Biologieboek
  • Schrift en pen 
  • Mobiel in de tas!

Mooi! Dan gaan we beginnen!

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?

  • Herhaling paragraaf begrippen thema 3: De Bloedsomloop

  • Uitleg paragraaf 3.8: Bloedgroepen

  • Voorbereidende opdracht Practicum Bloedtransfusies en weefseltransplantaties




Slide 2 - Slide

Hoe doen we klassikale vragen:

  • Zonder overleg (belangrijk om te controleren of jijzelf het antwoord weet!)
  • Je schrijft het antwoord voor jezelf op 
  • Niet door de klas roepen!
  • Ik geef de beurt aan één van jullie om het antwoord te geven

Slide 3 - Slide

Aan de buitenkant van een
ziekteverwekker vind je...
A
Antistoffen
B
Antigenen
C
Enzymen
D
Antilichamen

Slide 4 - Quiz

Als reactie op een ziekteverwekker maakt een witte bloedcel....
A
Antigenen
B
Antistoffen
C
Antibiotica

Slide 5 - Quiz

Bij passieve immunisatie wordt iemand ingeënt met een verzwakte ziekteverwekker
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

Van welk type bescherming is er sprake bij bescherming door maagzuur?
A
Algemene afweer
B
Specifieke afweer
C
Natuurlijke immuniteit
D
Actieve immunisatie

Slide 7 - Quiz

Bij bescherming door een vaccinatie is er GEEN sprake van bescherming door...
A
Specifieke afweer
B
Natuurlijke immuniteit
C
Kunstmatige immuniteit
D
Actieve immunisatie

Slide 8 - Quiz

Nog één keer:
Verschil antigenen en antistoffen?

Slide 9 - Mind map

Paragraaf 3.8: Bloedgroepen

Slide 10 - Slide

Lesdoelen
  1. Ik kan beschrijven waarin de bloedgroepen van elkaar verschillen.
  2. Ik kan de problemen beschrijven die het afweersysteem veroorzaakt bij bloedtransfusies
  3. Ik kan de rol van bloedgroepen bij bloedtransfusies en de rol van de resusfactor 
  4. Ik kan zelf bloedgroepbepalingen uitvoeren

Slide 11 - Slide

Wat is een bloedtransfusie?

Slide 12 - Mind map

Bloedtransfusie
Bij bijvoorbeeld een ongeluk kun je bloed van een ander ontvangen: bloedtransfusie

Er is een kans op een afstotingsreactie. 

Een patiënt moet bij voorkeur bloed ontvangen van een donor met dezelfde bloedgroep. Waarom?

Slide 13 - Slide

Afweerreactie bij Bloedtransfusies

Als het bloed van een donor afkomstig is met een niet de goede bloedgroep dan krijg je een afweerreactie

Eiwitten (antigenen) op de cellen van het getransplanteerde bloed worden herkend als lichaamsvreemd. Het lichaam gaat antistoffen maken tegen deze antigenen. --> Bloed klontert

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Bloedgroepen
Op de celmembranen van bloedcellen kunnen antigenen voorkomen. Dit is voor jouw bloedcellen lichaamseigen, maar zijn lichaamsvreemde stoffen voor iemand die deze bloedfactoren niet heeft. 

  • Antigeen A
  • Antigeen B

Welke antigenen je wel/niet hebt bepaald welke bloedgroep je hebt. 

Slide 16 - Slide

Bloedgroepen: A, B, AB en 0

Slide 17 - Slide

In het bloedplasma zitten antistoffen tegen de bloedfactoren die bij deze persoon zelf niet op de rode bloedcellen voorkomen.

Slide 18 - Slide

Wanneer er bloed gegeven wordt aan iemand met antistoffen tegen de bloedfactoren van deze persoon, klonteren de rode bloedcellen samen.

Slide 19 - Slide

Bloedgroepbepaling

Bij een bloedgroepbepaling wordt serum gebruikt.

  • Serum met anti-A   ->  antistoffen tegen A
  • Serum met anti-B  ->   antistoffen tegen B
  • (Serum met antiresus)

Voorbeeld: 

Iemand heeft bloedgroep B. 
Deze persoon heeft dus bloedfactor B en antistoffen tegen A (anti-A). Met anti-A serum gebeurt er niets. Het anti-B serum (antistoffen tegen bloedfactor B) bindt aan de bloedcel. Bloed gaat klonteren. 



Serum
Vloeistof met antistoffen

Slide 20 - Slide

Resusfactor
Resusfactor
Bij resuspositief bloed (Rh+) bevatten de rode bloedcellen de resusfactor
bij resusnegatief bloed (Rh-) niet.

Antiresus wordt gevormd als Rh- bloed in contact komt met Rh+ bloed
de vorming van antiresus verloopt langzaam.



Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Lesdoel check!
Kan ik:


- beschrijven waarin de bloedgroepen van elkaar verschillen?
- de problemen beschrijven die het afweersysteem veroorzaakt bij bloedtransfusies?
- de rol van bloedgroepen bij bloedtransfusies en de rol van de resusfactor?

Slide 23 - Slide

Vul de onderstaande tabel in
Bloedgroep-->
A
B
AB
O
Antigeen 
Antistof
Doneren
Ontvangen

Slide 24 - Slide

Vul de onderstaande tabel in
Bloedgroep-->
A
B
AB
O
Antigeen 
A
B
AB
X
Antistof
B
A
X
AB
Doneren
A/AB
B/AB
AB
Allemaal
Ontvangen
A/O
B/O
A/B/AB/O
O
AB= universele ontvanger
O= universele donor

Slide 25 - Slide

Jan heeft bloedgroep A en heeft een bloedtransfusie nodig. Een kandidaat is Bob. Hij heeft bloedgroep AB. Is Bob een goede kandidaat als donor? Leg je antwoord uit

Slide 26 - Open question

Moeder heeft bloedgroep A+ en kind heeft A- negatief. Het kind kan geen bloed doneren aan de moeder.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 27 - Quiz

Lesdoel check!
Kan ik:


- zelf bloedgroepbepalingen uitvoeren?

Slide 28 - Slide

Oefening voor praktische opdracht
Ga naar de volgende website en laat de patiënten in leven

Slide 29 - Slide

Huiswerk
Wat:
Paragraaf 3.8: opdrachten 1 t/m 5
Hoe:
Alleen of in tweetallen (fluisteren!)
Hulp nodig? Zoek het op in je boek of vraag om hulp
Klaar? maak een samenvatting en een begrippenlijst van paragraaf 3.8 of bedenk zelf een casus waarin een bloedtransfusie nodig is en wissel deze uit met je buurman/vrouw. 
timer
20:00

Slide 30 - Slide

Nabespreking:

  • Volgende les:
Practicum Bloedgroepbepaling
(cijfer!)
  • Zijn er nog vragen?

  • Hoe vonden jullie de les?

Slide 31 - Slide

Tot slot:
Schuif je stoel aan
en
Ruim je afval op


Tot de volgende les!

Slide 32 - Slide