Kapitel 2 Lektion 6 + zinnetjes toets

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Klascode: 

• Setzt euch bitte (ga zitten)
• Handy im Rucksack
• Buch auf dem Tisch
• Laptop geschlossen
• Rucksack auf dem Boden

Was machen wir heute?

- Leseprüfung besprechen nach der Prüfungswoche

-Wiederholung

-Prüfung K2 besprechen

-Aufgabe (Sätze machen)

-Hausaufgaben

-evaluieren

Kapitel 2 : Köln

Köln, Mode, Kleidung, Taschengeld 

Aan het einde van deze les: 

-kan ik zinnetjes maken met werkwoorden en woordjes K2

-weet ik hoe ik me goed op de toets kan voorbereiden

der

die

das

Stückchen

Professorin

Direktor

Sommer

Freiheit

Kind

Was (heb jij) in den Weihnachtsferien (gedaan)?

1. hat er - gemachen
2. hast du - gemacht
3. hast du - gemachen
4. habe du - gemacht

(Ik heb) in den Ferien neue Klamotten (gekocht).

1. ich hast - gekaufen
2. ich habe - kaufen
3. ich habe - gekauft
4. ich hat - gekauft

Sie hat es (gevraagd), aber er (antwoordt) nicht.

1. gefragen - antwortet
2. gefragt - antwort
3. fragen - antwort
4. gefragt - antwortet

Wie schreibt man 2023?

1. zweitausentdreiundzwanzig
2. zweitausenddreiundzwanzig
3. zweitausentzwanzigdrei
4. zweitousenddreiundzwanzich

Grammatik Kapitel 2

Schau mit auf deinem Grammatikblatt.

Toetsstof staat in Magister.

Fragen?

Toetsonderdeel: zelf zinnetjes maken 

Hulpmiddelen: 

- Boek Lernbox 3+6 (S. 93+95)

Online? Zoek de Lernbox in je online boek op.

-Grammaticastencil

Geen woordenboek of vertaalmachine!

Samenwerken mag, maar fluisterniveau!

Einde van de les inleveren, naam erop!

Jij hebt 7 broeken (ZUSAMMEN!)

De rok is zwart en het hemd is blauw.

Ik draag rode schoenen. (tragen)

Heeft zij 10 jassen gekocht? (kaufen)

De trui kost vrijdag 156 euro (Euro). (kosten)

Wij dragen de witte bloes. (tragen)

Jullie kopen zaterdag 2 jurken. (kaufen)

Fertig? Hausaufgaben machen (zie Magister):

L5 Aufgabe 2 (S. 82)+ L6 Aufgabe 2,3,4 (S. 88/89)

Let ook op je hoofdletters!

Du hast sieben Hosen.

Der Rock ist schwarz und das Hemd ist blau.

Ich trage rote Schuhe.

Hat sie zehn Jacken gekauft?

Der Pullover kostet Freitag hundertsechsundfünfzig Euro.

Wir tragen die weiße Bluse.

Ihr kauft Samstag zwei Kleider.

Kijk je eigen of elkaars zinnen na met een andere kleur. Naam erop en einde van de les inleveren.

Waarmee wil je vrijdag nog (extra) oefenen?

Waarover wil je vrijdag nog (extra) uitleg?

Was ging gut?

Was findest du noch schwierig (moeilijk?)

Wie bereitest du dich auf die Prüfung vor?

Nächste Stunde(n)

Freitag 13. Januar: Quiz Kapitel 2 + extra üben

16-20. Januar: Prüfungswoche

Klassenarbeit Kapitel 2

-Müll bitte ins Mülleimer werfen

-Warten bis es klingelt

-Stuhl unter den Tisch stellen

8. Stunde auf den Tisch!

-Danke schön !