Werkwoorden op -ir

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Werkwoorden op -ir

Wat is de vertaling van:
réussir

1. blozen
2. eindigen
3. invullen
4. slagen

Wat is de vertaling van:
remplir

1. blozen
2. eindigen
3. invullen
4. slagen

Wat is de vertaling van:
rougir

1. blozen
2. eindigen
3. invullen
4. slagen

Wat is de vertaling van:
grandir

1. groeien
2. nadenken
3. kiezen
4. slagen

Wat is de vertaling van:
choisir

1. groeien
2. nadenken
3. kiezen
4. slagen

Wat is de vertaling van:
réfléchir

1. groeien
2. nadenken
3. kiezen
4. slagen

Wat is de vertaling van:
finir

1. blozen
2. eindigen
3. invullen
4. slagen

Werkwoorden op -ir
Welke regel pas je toe bij de imparfait?

1. stam + uitgang (is,is,it,issons,issez, issent)
2. avoir + volt.dw (stam+i)
3. stam nous-vorm + uitgang (ais,ais,ait,ions,iez,aient
4. stam + uitgang (e,es,e,ons,ez,ent)

Werkwoorden op -ir
Welke regel pas je toe bij de présent?

1. stam + uitgang (is,is,it,issons,issez, issent)
2. avoir + volt.dw (stam+i)
3. stam nous-vorm + uitgang (ais,ais,ait,ions,iez,aient
4. stam + uitgang (e,es,e,ons,ez,ent)

Werkwoorden op -ir
Welke regel pas je toe bij de passé composé?

1. stam + uitgang (is,is,it,issons,issez, issent)
2. avoir + volt.dw (stam+i)
3. stam nous-vorm + uitgang (ais,ais,ait,ions,iez,aient
4. stam + uitgang (e,es,e,ons,ez,ent)

Werkwoorden op -er
Welke regel pas je toe bij de présent?

1. stam + uitgang (is,is,it,issons,issez, issent)
2. avoir + volt.dw (stam+i)
3. stam nous-vorm + uitgang (ais,ais,ait,ions,iez,aient
4. stam + uitgang (e,es,e,ons,ez,ent)

In welke tijd staat deze zin?
J'ai choisi un cadeau.

1. présent
2. imparfait
3. passé composé
4. futur proche

In welke tijd staat deze zin?
Je vais réfléchir

1. présent
2. imparfait
3. passé composé
4. futur proche

In welke tijd staat deze zin?
Je rougis très vite

1. présent
2. imparfait
3. passé composé
4. futur proche

In welke tijd staat deze zin?
Je finissais toujours mes devoirs

1. présent
2. imparfait
3. passé composé
4. futur proche

Vertaal
Nous rougissons

Vertaal
Elle a réussi

Vertaal
Tu grandissais

Vertaal
Nous avons réfléchi

Vertaal
Ils remplissent

www.verbuga.eu

1. Klik op de Nederlandse vlag 

2. Klik bij tijden op: présent, imparfait en passé composé

3. Klik bij 'regelmatige' op: choisir

4. Vink het vakje Nederlands-Frans aan

5. Klik op: bevestig

6. Als het goed gaat voeg je later de volgende werkwoorden toe:

finir, grandir, rougir, réfléchir, réussir en remplir