2.6 Lenen en betalen

• Economie
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

H2 Thuis in geldzaken

2.6 Lenen en betalen

Terugblik:

Beleggers kunnen het geld onder meer beleggen in:

- aandelen van individuele bedrijven

- aandelen in beleggingsfondsen

- obligaties

Beleggers in aandelen en obligaties nemen een koersrisico.

Terugblik:

De belegger verkoopt zijn aandelen en obligaties:

- met winst 

- met verlies

Beleggingsfondsen:

- Worden beheerd door deskundigen

- beleggen in veel verschillende bedrijven. (risico is kleiner)

Terugblik:

Een belegger in aandelen ontvangt:

- dividend over zijn aandelen (als er voldoende winst is)

Een belegger in obligaties ontvangt:

- jaarlijks een vaste rente

- aan het einde van de looptijd het uitgeleende geld terug. 

Wat leer je in deze les:

In deze paragraaf leer je wat de voordelen en nadelen zijn van lenen bij de bank. 

Sparen achteraf:

We lezen samen de tekst op bladzijde 62.

Vraag 1:

• A.  Hij kan direct een andere auto kopen. 

• B.   Eigen antwoord. Bijv. ja, met sparen kom je nooit toe aan een dure aankoop. Of: nee, lenen kan tot financiële problemen leiden. 

• C.  Als je geld leent, moet je daarna geld opzijleggen voor de rente en aflossing. 

Hogere inkomsten en inflatie:

We lezen samen de tekst op bladzijde 62.

Vraag 2:

• A.   € 20.800 – € 20.000 = € 800;                                                                     (€ 800 : € 20.000) × 100 = 4% 

• B. Als hij wacht met kopen, moet hij meer betalen voor de auto. 
• C. Een belemmering, want als hij na afloop van deze baan geen werk vindt, wordt de betaling van de rente en aflossing moeilijker. 

Vragers en aanbieders van geld:

We lezen samen de tekst op bladzijde 63.

Vraag 3:

• A.    De bank betaalt spaarders een lager percentage rente dan zij van leners ontvangt en dat betekent winst. 

•  B. De boer wil lenen om te investeren; de overheid wil lenen vanwege het tekort op de rijksbegroting en de particulier wil lenen om een auto te kopen. 

De persoonlijke lening:

We lezen samen de tekst op bladzijde 63.

Vraag 4:

• A. € 369 per maand. 

• B. 48 × € 369 = € 17.712 

• C. € 17.712 – € 15.000 = € 2.712 

• D. Omdat het totale aflossingsbedrag wordt verdeeld over minder maanden.

Oppassen met lenen:

We lezen samen de tekst bovenaan bladzijde 64.

Vraag 5:

• A. Nee, want 48 × € 73 (alleen rente) + € 15.000 (afl ossing) = € 18.504. Dat is meer dan € 17.712. 

• B. Bijv. of de afl ossing van de lening misschien is weggelaten in de maandelijkse termijn. 

Maken / 

Huiswerk voor de volgende les:

Paragraaf 2.6 Lenen en betalen.