This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Welkom!
Inloggen LessonUp en pak je boek en rekenmachine.
Slide 1 - Slide
De internationale concurrentiepositie wordt beïnvloed door .........
A
de wisselkoersen , progressieve belastingen
B
het bbp, voorzieningen in het land
C
het loonniveau, de inflatie, de arbeidsproductiviteit
D
de arbeidsproductiviteit, de wisselkoersen, het bbp
Slide 2 - Quiz
Wat is de valuta?
A
De vlag van een land.
B
Het eten van een land.
C
De taal van een land.
D
Geldsoort van een land.
Slide 3 - Quiz
Wat is een wisselkoers?
A
geeft geen verhouding tussen de euro en vreemde valuta aan
B
geeft de verhouding tussen de euro en vreemde valuta aan
C
geeft de verhouding tussen de euro en euro aan
D
geeft de verhouding tussen de valuta en valuta aan
Slide 4 - Quiz
Internationale concurrentiepositie is:
A
goedkoper produceren dan andere landen
B
Sneller te kunnen produceren.
C
Beter en goedkoper te kunnen produceren dan andere landen
D
een slechte zaak
Slide 5 - Quiz
Om te kunnen produceren heb je productiefactoren nodig. Onder welke productiefactor vallen machines?
A
Arbeid
B
Natuur
C
Kapitaal
D
Ondernemerschap
Slide 6 - Quiz
Welke productiefactor zie je hier?
A
Kapitaal
B
Arbeid
C
Natuur
D
Ondernemerschap
Slide 7 - Quiz
Welvaart in ruime zin
Welvaart in enge zin
Koopkracht
BBP
Gezondheid
Milieuvervuiling
Vrije tijd
Prijspeil
Slide 8 - Drag question
Economische groei
Economische krimp
Het BBP stijgt
Het BBP daalt
Slide 9 - Drag question
Welke van de vier productiesector zie je op de achtergrond?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector
Slide 10 - Quiz
Welke van de vier productiesector zie je op de achtergrond?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector
Slide 11 - Quiz
Daan en Mees werken allebei in de winkel bij Deen. Daan verwerkt 12 rolcontainers per dag (8 uur). Mees werkt 3 uur en verwerkt 4 rolcontainers. Bereken hoeveel rolcontainers Daan en Mees per uur verwerken.
A
Daan 1,5 en Mees 0,75
B
Daan 0,66 en Mees 1,33
C
Daan 0,66 en Mees 0,75
D
Daan 1,5 en Mees 1,33
Slide 12 - Quiz
Daan en Mees werken allebei in de winkel bij Deen. Daan verwerkt 12 rolcontainers per dag (8 uur). Mees werkt 3 uur en verwerkt 4 rolcontainers. Wie heeft de hoogste arbeidsproductiviteit?
A
Daan want hij doet 1,5 container per uur
B
Mees want hij doet 0,75 container per uur
Slide 13 - Quiz
In een spellen fabriek maakt iedereen het spel van A tot Z. Dan besluit de directie het werk te verdelen. Wat gebeurt er met de arbeidsproductiviteit ?
A
die blijft hetzelfde, dezelfde werknemers blijven de spellen maken
B
die gaat omhoog, iedere werknemer specialiseert zich in zijn onderdeel
C
die gaat omlaag, de werknemers moeten meer overleggen
D
daar valt niets over te zeggen
Slide 14 - Quiz
Wat is géén verschijnsel bij hoogconjunctuur?
A
Hoge bestedingen
B
Lage werkeloosheid
C
Lage vacatures
D
Hoge productiegraad
Slide 15 - Quiz
Maak?
9 punten of minder? Maak herhalingsopdrachten
Meer dan 9 punten? Maak de plusopdrachten
Klaar? Kijk je opdrachten na. Nakijk model staat op it's learning.