Neus maag sonde.

Wat zijn voordelen van een PEG-sonde?
A
Geeft geen irritatie aan neus/keel/slokdarm
B
Minder besef van aanwezigheid van de sonde
C
Kan door een verzorgende worden ingebracht
D
Alle gegeven antwoorden zijn juist
1 / 12
next
Slide 1: Quiz
Verpleging en verzorgingMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Wat zijn voordelen van een PEG-sonde?
A
Geeft geen irritatie aan neus/keel/slokdarm
B
Minder besef van aanwezigheid van de sonde
C
Kan door een verzorgende worden ingebracht
D
Alle gegeven antwoorden zijn juist

Slide 1 - Quiz

Complicaties van inhalatie medicatie zijn:
A
Hartritme stoornissen
B
Heesheid
C
Schimmelinfectie
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 2 - Quiz

Wat is een Jejunumsonde?
A
Maag neus sonde
B
Ander woord voor PEG Sonde
C
Sonde rechtstreeks in de dunne darm

Slide 3 - Quiz

Een subcutane injectie geef je in
A
het onderhuids spierweefsel
B
een oppervlakkige ader
C
het onderhuids bindweefsel
D
een zenuw

Slide 4 - Quiz

Bij intramusculair injecteren mag je tot max .. ml injecteren.
A
2
B
4
C
5
D
7

Slide 5 - Quiz

Bij intramusculair injecteren, dan injecteer je in .......
A
De spier
B
De huid
C
Een ader
D
Het onderhuidsbindweefsel.

Slide 6 - Quiz

Injecteer nooit in ....
A
litteken weefsel
B
verlamde ledenmaten
C
in rode of blauwe plekken
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 7 - Quiz

Wat is een contra indicatie voor een neus-maag sonde?
A
Overgewicht
B
Tumoren/ Stollingsstoornis
C
Geen juiste PH waarde
D
Ondervoeding

Slide 8 - Quiz


Wat betekent aspiratie?
A
Sondevoeding komt in de maag terecht
B
Sonde voeding komt in de luchtwegen terecht
C
Sondevoeding heeft als gevolg prikkelhoest
D
Bij de sondevoeding kan benauwdheid optreden

Slide 9 - Quiz

Wanneer moet je de ligging van de sonde controleren met de pH-strip
A
Elke keer als je nieuwe voeding aanhangt
B
Iedere 24 uur
C
Als je twijfelt aan de ligging van de sonde
D
Als de zorgvrager flink heeft moeten hoesten of braken

Slide 10 - Quiz

Medicatie:
Wat betekent interactie?
A
Dat twee geneesmiddelen elkaars werking beïnvloeden
B
Een ongewenste complicatie van een medicijn
C
Een ongewenst bijwerking van een medicijn
D
Dat je goede voorlichting krijgt voor je het inneemt

Slide 11 - Quiz

Mw. B. moet medicatie "per os" innemen. Hoe neemt mw de medicatie in?
A
Via de oren
B
Via de neus
C
Via de mond
D
Via de anus

Slide 12 - Quiz