B1.1 + B1.2

Welkom
1 / 42
next
Slide 1: Slide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom

Slide 1 - Slide

Wat heb je nodig
  • Laptop (opgeladen)
  • Oortjes
  • Leerwerkboek 2A - noteer naam + klas op de kaft
  • Balpen blauw en rood
  • Potlood (gewoon)
  • Gum
  • Kleurpotloden
  • Schaar
  • Plakstift
  • Liniaal of geodriehoek
  • Schort

Slide 2 - Slide

Thema 1



Verbranding en ademhaling

Slide 3 - Slide

Practica 1: Verbranding bij een kaars



  • Zet het waxinelichtje op het schoteltje en steek het aan 
  •  Zet de jampot over het brandende waxinelichtje
  • Beantwoord de vragen van opdr 1 (blz 8+9)

   
  


DEMO door de docent

Slide 4 - Slide

Verbranding
Bij verbranding:

- verdwijnt de brandstof en ontstaan nieuwe stoffen

- er komt energie vrij  (bijv. warmte)

                        Ook in het lichaam vindt verbranding plaats

Slide 5 - Slide

Nodig bij verbranding
Als je een kaars brandt, verbrandt er kaarsvet. 
Voor verbranding heb je een brandstof nodig (bijv. kaarsvet)

Zet je een glas over de kaars dan zal de vlam uitgaan, dit komt omdat de zuurstof opraakt. 
Voor verbranding is zuurstof nodig.

Slide 6 - Slide

Brandstoffen
Stoffen die kunnen verbranden
Kaarsvet
Aardgas
Hout

Slide 7 - Slide

Zuurstof
  • Zuurstof is nodig voor verbranding
  • Wat is er nog meer nodig voor verbranding?
  • Brandstof

  • Dus voor verbranding zijn een brandstof en zuurstof nodig

Slide 8 - Slide

Dit komt vrij bij verbranding
Bij verbranding komt energie vrij. 
Vormen van energie zijn: licht en warmte
Dat komt vrij bij verbranding bij een kaars 

Bij verbranding ontstaan verbrandingsproducten. 
Er ontstaat water (condens) en er ontstaat koolstofdioxide. 

Slide 9 - Slide

Energie
Als een brandstof verbrandt, komt energie vrij
Beweging
Warmte
Licht

Slide 10 - Slide

Verbrandingsproducten
Verbrandingsproducten zijn stoffen die ontstaan bij een verbranding

Slide 11 - Slide

Reactieschema verbranding
Dit schema ken je:

brandstof+zuurstof          water+koolstofdioxide+energie

Slide 12 - Slide

.


WARMTE = 


LICHT=


                            WATER= 

        

 Koolstofdioxide =

           (CO2)



energie
energie
verbrandingsproduct
verbrandingsproduct
Wat is het, kies:
Energie of verbrandingsproduct

Slide 13 - Slide

Nodig voor verbranding
Over na verbranding
Zuurstof
Koolstofdioxide
Water
(Energie)
Glucose

Slide 14 - Drag question

Wat is nodig voor de verbranding?
A
Brandstof
B
Brandstof en afvalproducten
C
Brandstof en zuurstof
D
Zuurstof en afvalproducten

Slide 15 - Quiz

Wat is geen brandstof?
A
hout
B
steen
C
vet
D
papier

Slide 16 - Quiz

Komt bij de verbranding van een kaars energie vrij?
A
Ja
B
Nee

Slide 17 - Quiz

Water speelt een rol bij de verbranding van een kaars.
Wat voor rol?

A
Bij de verbranding van een kaars ontstaat water als afvalproduct
B
Bij de verbranding van een kaars wordt water verbruikt.
C
Bij de verbranding van een kaars wordt water omgezet in energie.
D
Bij de verbranding van een kaars wordt energie omgezet in water.

Slide 18 - Quiz



Kaarsvet speelt een rol bij de verbranding van een kaars.  Wat voor rol? 


A
Bij de verbranding van een kaars ontstaat vet als afvalproduct
B
Bij de verbranding van een kaars wordt vet verbruikt.
C
Bij de verbranding van een kaars wordt energie omgezet in vet.

Slide 19 - Quiz

Aan het werk
- Maak de volgende opdrachten online: B1.1 opdr 2, 3, 7 t/m 8
- Klaar? Maak test jezelf B1.1

Slide 20 - Slide

B2 Energie
B2 Energie

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

5

Slide 23 - Video

Waar in het lichaam
vindt verbranding plaats?
A
in het spierstelsel
B
in het verteringsstelsel
C
in alle levende cellen in het lichaam
D
In de spiercellen en dan wordt de energie vervoerd naar de rest van het lichaam

Slide 24 - Quiz

Verbranding in een lichaamscel: 

Wat komt vrij bij verbranding? 

Sleep die in het vak.

Komt vrij bij verbranding

Slide 25 - Drag question

00:56
welke brandstof hebben de cellen in je lichaam nodig
A
zuurstof
B
koolstofdioxide
C
indicator
D
glucose

Slide 26 - Quiz

02:18

In welk gerecht zit heel veel glucose
A
patat met mayo
B
spaghetti met ketchup
C
biefstuk met sla
D
vis met wortelen

Slide 27 - Quiz

02:46
Wat kan er NIET
plaatsvinden zonder zuurstof
A
verbranding
B
ademhaling
C
hoesten
D
warmte

Slide 28 - Quiz

04:21
Wat komt vrij bij verbranding?

Slide 29 - Open question

05:56
Wat eet jij het liefst als je gaat sporten?

Slide 30 - Open question

Lichamelijke inspanning
Voor lichamelijke inspanning heb je energie nodig. Hoe meer je beweegt hoe meer energie nodig is. Je spiercellen werken dan bijvoorbeeld harder, ze hebben extra glucose en zuurstof nodig. 

Je gaat daarom meer eten en je ademt sneller. Organen werken harder om al je cellen te voorzien van zuurstof en brandstof. Je hart klopt sneller, je bloed stroomt sneller en je krijgt het warmer.  

Slide 31 - Slide

Vul de ontbrekende woorden in in de formule van verbranding
glucose + .....1....-> energie+...2.....+....3......
A
1. koolstofdioxide 2.water 3. zuurstof
B
1. zuurstof 2. stikstof 3. koolstofdioxide
C
1 koolstofdioxide 2. water 3. zuurstof
D
1.zuurstof 2.koolstofdioxide 3. water

Slide 32 - Quiz

Wat is de brandstof bij de verbranding in ons lichaam?
A
Eiwitten
B
Suiker (glucose)
C
Water
D
Poep

Slide 33 - Quiz

Wat zijn de afvalproducten van verbranding in je lichaam?
A
Koolstofdioxide en waterdamp
B
Koolstofmonoxide en waterdamp

Slide 34 - Quiz

Waar vindt verbranding in je lichaam plaats?
A
in je longen
B
in je hart
C
in iedere cel van je lichaam

Slide 35 - Quiz

Als je slaapt, vindt er in je lichaam geen verbranding plaats.

A
ja
B
nee

Slide 36 - Quiz

Tijdens sporten vindt er in je lichaam meer verbranding plaats.
A
ja
B
nee

Slide 37 - Quiz

Welke stof ontstaat niet bij de verbranding in de cellen van je lichaam?
A
Koolstofdioxide
B
Zuurstof
C
Water

Slide 38 - Quiz

Wanneer vindt in je lichaam verbranding plaats?
A
overdag
B
in de nacht
C
tijdens sporten
D
dag en nacht

Slide 39 - Quiz

indicator
Een indicator is een stof die een andere stof aantoont.

De indicator helder kalkwater toont koolstofdioxide aan omdat het heldere kalkwater troebel wordt. 

Slide 40 - Slide

Kalkwater is een indicator.

A
ja
B
nee

Slide 41 - Quiz

Helder kalkwater is een indicator voor koolstofdioxide

A
ja
B
nee

Slide 42 - Quiz