week 39

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Vandaag:

- we bekijken hoe we werken met het boek

- we bekijken de taak

- instructie Lees- en luisterstrategieën

- opdrachten 1 en 2 doen we klassikaal

- opdrachten 4 en 5 maak je zelfstandig

- evaluatie

Je legt klaar:

- iPad in de aanslag (dicht)

- agenda

- 2 A4 schriften

- pen

Week 39

Aan het einde van deze week kan jij:

- bepalen of een zin een werkwoordelijk of een naamwoordelijk gezegde bevat

- het werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde in een zin vinden

Klaar?

- puzzel!

Vandaag:

- opdrachten 1 en 2 klassikaal

- zelfstandig werken

Je legt klaar:

- iPad 

- Nieuw Nederlands

- werkschrift

- etui

hulp? check het eerst bij een groepsgenoot!

Grammatica §3: h: 1, 2, 3, 5    -   v: 1, 2, 3abc, 4, 5

Koen: §7, §8                       Robin: §8

Valente: §8                                               

Zoek het gezegde:

- De Rodermarkt is weer een groot succes.

- We zijn vaak in de booster geweest.

- Het schijnt drukker te zijn geweest dan vorig jaar.

- We hebben nu alweer zin in volgend jaar.

Naamwoordelijk gezegde?

1. Doet het onderwerp iets of is het onderwerp iets?

2. Als het onderwerp iets is (zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen), stel de vraag: Wat + pv + ow + overige werkwoorden? 

Het antwoord is het naamwoordelijke deel.

3. Noteer het naamwoordelijk gezegde:

pv + [naamwoordelijk deel] + overige werkwoorden

Naamwoordelijk of werkwoordelijk gezegde?

- De Rodermarkt is weer een groot succes.

- We zijn vaak in de booster geweest.

- Het schijnt drukker te zijn geweest dan vorig jaar.

- We hebben nu alweer zin in volgend jaar.

Ik ga vandaag weer van een lekker stukje taart smikkelen.

1. werkwoordelijk gezegde
2. naamwoordelijk gezegde

Ik ga vandaag weer van een lekker stukje taart smikkelen.
Noteer het werkwoordelijk gezegde.

Ik word ook wel de beste taartenbakker van de provincie Drenthe genoemd.

1. werkwoordelijk gezegde
2. naamwoordelijk gezegde

Ik word ook wel de beste taartenbakker van de provincie Drenthe genoemd.
Noteer het naamwoordelijk gezegde.

Ik decoreer mijn taarten het liefst met vers fruit.

1. werkwoordelijk gezegde
2. naamwoordelijk gezegde

Ik decoreer mijn taarten het liefst met vers fruit.
Noteer het werkwoordelijk gezegde.

Ik ben wel een stukje zwaarder geworden.

1. werkwoordelijk gezegde
2. naamwoordelijk gezegde

Ik ben wel een stukje zwaarder geworden.
Noteer het naamwoordelijk gezegde.

Vanaf vandaag ga ik daarom een stuk minder taarten eten.

1. werkwoordelijk gezegde
2. naamwoordelijk gezegde

Vanaf vandaag ga ik daarom een stuk minder taarten eten.
Noteer het werkwoordelijk gezegde.

Ik zal mezelf daarom nog maar op drie stukjes per dag trakteren.
Noteer het werkwoordelijk gezegde.

1. werkwoordelijk gezegde
2. naamwoordelijk gezegde

Ik zal mezelf daarom nog maar op drie stukjes per dag trakteren.
Noteer het werkwoordelijk gezegde.

Hopelijk blijf ik op mijn huidige gewicht.

1. werkwoordelijk gezegde
2. naamwoordelijk gezegde

Hopelijk blijf ik op mijn huidige gewicht.
Noteer het naamwoordelijk gezegde.