Zinnen ontleden - Quiz
1 / 12
Lesson duration is: 8 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Wat is de PV van deze zin?
De leerlingen hebben het raadsel opgelost.
De leerlingen hebben het raadsel opgelost.
A
De leerlingen
B
hebben
C
Het raadsel
D
hebben opgelost
Slide 2 - Quiz
Wat is het OW van deze zin?
De leerlingen hebben het raadsel opgelost.
De leerlingen hebben het raadsel opgelost.
A
De leerlingen
B
hebben
C
Het raadsel
D
hebben opgelost
Slide 3 - Quiz
Wat is het GEZ van deze zin?
De leerlingen hebben het raadsel opgelost.
De leerlingen hebben het raadsel opgelost.
A
De leerlingen
B
hebben
C
Het raadsel
D
hebben opgelost
Slide 4 - Quiz
Wat is het bijvoeglijk naamwoord in deze zin?
De gezellige quiz ging erg goed.
De gezellige quiz ging erg goed.
A
De
B
gezellige
C
quiz
D
ging
Slide 5 - Quiz
Wat is het werkwoord in deze zin?
De gezellige quiz ging erg goed.
De gezellige quiz ging erg goed.
A
De
B
gezellige
C
quiz
D
ging
Slide 6 - Quiz
Wat is het zelfstandig naamwoord in deze zin?
De gezellige quiz ging erg goed.
De gezellige quiz ging erg goed.
A
De
B
gezellige
C
quiz
D
ging
Slide 7 - Quiz
Wat is het lidwoord in deze zin?
De gezellige quiz ging erg goed.
De gezellige quiz ging erg goed.
A
De
B
gezellige
C
quiz
D
ging goed
Slide 8 - Quiz
Welk zinsdeel zoek je met de vraag 'Wie + gezegde'?
A
Persoonsvorm
B
Gezegde
C
Onderwerp
D
Lijdend voorwerp
Slide 9 - Quiz
Welk zinsdeel zoek je door de zin vragend te maken?
A
Persoonsvorm
B
Gezegde
C
Onderwerp
D
Lijdend voorwerp
Slide 10 - Quiz
Welk zinsdeel benoem je door alle werkwoorden te zoeken?
A
Persoonsvorm
B
Gezegde
C
Onderwerp
D
Lijdend voorwerp
Slide 11 - Quiz
Welk zinsdeel zoek je met de vraag 'Wie/wat + ow + gez'?
A
Persoonsvorm
B
Gezegde
C
Onderwerp
D
Lijdend voorwerp
