Na Klar Kap 3 les 10+11

• Duits
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

Les 10+11

Lernziel:

Je kan de 3de naamval bij persoonlijke voornaamwoorden toepassen.

Je kan de voltooid tegenwoordige tijd toepassen in een gesprekje.

Inhalt:

herhaling

Grammatica uitleg 3de naamval

zelfstandig werken ( leesvaardigheid)

gespreksvaardigheid

Welke vertaling is juist?
de lange jas

1. der Mantel
2. das Kleid
3. die Strickjacke
4. der Kapuzenpulli

Welke zin is juist?
Ja. Neemt u de kassabon mit.

1. Ja. Nehmen Sie den Kassenbon mit.
2. Ja. Nehmen Sie den Kassenschein mit.
3. Ja. Nimmen Sie den Kassenbon mit.
4. Ja. Nimmen Sie den Kassenschein mit.

warten - Vertaal:
Hij heeft gewacht.

trainieren - Vertaal:
Jullie hebben getraind.

Wat is het voltooid deelwoord van:
haben

1. gehat
2. gehabt
3. gehabet
4. gehabd

sein- Vertaal:
U bent geweest.

Wat is het voltooid deelwoord van:
erwarten

1. geerwart
2. geerwartet
3. erwartet
4. erwart

Wanneer gebruik je de 3de naamval?

1. Als het zinsdeel het meewerkend voorwerp is. 

        Hoe vind je het meewerkend voorwerp in de zin?

2. Als er voorzetsels voor het zinsdeel staan, waardoor het woord erachter de 3de naamval krijgt. ('het voorzetsel regeert de derde naamval')

Voorzetsels 3de naamval 

Dit rijtje leer je uit je hoofd! Je kan de woorden van Nederland naar het Duits vertalen.

uit	bij	met	na/naar	sinds	van	naartoe
aus	bei	mit	nach	seit	von	zu

Persoonlijke vnw 3de nv

	ik	jij	hij	zij	het
1ste	ich	du	er	sie	es
3de	mir	dir	ihm	ihr	ihm
	mij	jou	hem	haar	het/hem

Persoonlijke vnw 3de nv

	wij	jullie	zij	u
1ste	wir	ihr	sie	Sie
3de	uns	euch	ihnen	Ihnen
	ons	jullie	hen/hun	u

Voorbeelden

Ich komm morgen zu dir.

Mit ihr kann man gut reden.

Vul in:

Sie ist oft (bij hem).

Das Geschenk ist (van u).

Ich gebe (haar) das Buch.

Wanneer gebruik je de 4de naamval?

1. mit, nach, aus
2. durch, für, ohne
3. lijdend voorwerp
4. zu, von, seit

3de/4de naamval

Lees onderstaande zinnen en noteer voor jezelf het antwoord. Gebruik gram C+D+G+H (5 min)

1. Wir gehen nicht (zonder jullie).

2. Hast du (met hem) studiert?

3. (Tegen mij) haben sie keine Chance.

4. Wir machen uns sorgen (om haar).

5. Hast du das (van ons) bekommen.

Zelfstandig werken 

Iedereen gaat zelfstandig aan de slag met de online de grammaticatrainers bij 5.5, opdrachten 51 t/m 55 +57

Opdr 51+52: leesvaardigheid, kruis aan welke uitspraak klopt.

Opdr 53: schema invullen 3de naamval

opdr 54: vul de juiste voorzetsels in

Opdr 55: vul het juiste persoonlijk voornaamwoord in

Opdr 57: vul het juiste voltooid deelwoord in

Gespreksvaardigheid

Er volgen een aantal zinnen. Je maakt hiervan een vraagzin in de vtt en noteer een antwoord in de vtt:

Voorbeeld

Zin: Ich tanze heute.

Vraag: Habe ich heute getanzt? 

Antwoord: Nein, ich habe heute nicht getanzt.

Noteer het antwoord in de vtt (+/- 5 min)

1.  Du lernst gut.

2. Er wartet schon lang.

3. Sie reserviert im Restaurant.

4. Wir sind in der Schule.

5. Ihr arbeitet am Morgen.

6. Sie verdienen viel.

De 3de en 4de naamval met voorzetsels kan ik goed toepassen.

1. Ja
2. Nee
3. snap het niet
4. HELP!!!

Hausaufgaben

Leren Gram E+F+G+H  +lernbox 4 + 5 

Maken (indien niet af tijdens les) 51 t/m 55 +57

Diagnostische toets dinsdag 16/2 Kapitel 3