Na Klar Kap 3 les 10

Les 10
Lernziel:
Je kan de 3de naamval bij persoonlijke voornaamwoorden toepassen.

Inhalt:
herhaling
Grammatica uitleg 3de naamval
zelfstandig werken

1 / 18
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Les 10
Lernziel:
Je kan de 3de naamval bij persoonlijke voornaamwoorden toepassen.

Inhalt:
herhaling
Grammatica uitleg 3de naamval
zelfstandig werken

Slide 1 - Slide

Welke vertaling is juist?
die Mannschaft
A
het voetbalteam
B
het elftal
C
de club
D
het team

Slide 2 - Quiz

Welke zin is juist?
Ik heb gymschoenen gekocht.
A
Ich habe Turnschuhen gekauft.
B
Ich habe Turnschuhe gekauft.
C
Ich habe Gymschuhen gekauft.
D
Ich habe Sneakers gekauft.

Slide 3 - Quiz

sein - Vertaal:
Ik ben geweest.

Slide 4 - Open question

reservieren - Vertaal:
Wij hebben gereserveerd.

Slide 5 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord van:
verheiraten
A
verheirated
B
geverheirated
C
verheiratet
D
geverheiratet

Slide 6 - Quiz

sein- Vertaal:
U bent geweest.

Slide 7 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord van:
reden
A
geredet
B
redet
C
gereded
D
reded

Slide 8 - Quiz

Wanneer gebruik je de 3de naamval?
1. Als het zinsdeel het meewerkend voorwerp is. 
        Hoe vind je het meewerkend voorwerp in de zin?
2. Als er voorzetsels voor het zinsdeel staan, waardoor het woord erachter de 3de naamval krijgt. ('het voorzetsel regeert de derde naamval')

Slide 9 - Slide

Voorzetsels 3de naamval 
Dit rijtje leer je uit je hoofd! Je kan de woorden van Nederland naar het Duits vertalen.
uit
bij
met
na/naar
sinds
van
naartoe
aus
bei
mit
nach
seit
von
zu

Slide 10 - Slide

Persoonlijke vnw 3de nv
ik
jij
hij
zij
het
1ste
ich
du
er
sie
es
3de
mir
dir
ihm
ihr
ihm
mij
jou
hem
haar
het/hem

Slide 11 - Slide

Persoonlijke vnw 3de nv
wij
jullie
zij
u
1ste
wir
ihr
sie
Sie
3de
uns
euch
ihnen
Ihnen
ons
jullie
hen/hun
u

Slide 12 - Slide

Voorbeelden
Ich komm morgen zu dir.
Mit ihr kann man gut reden.

Vul in:
Sie ist oft (bij hem).
Das Geschenk ist (van u).
Ich gebe (haar) das Buch.


Slide 13 - Slide

Wanneer gebruik je de 4de naamval?
A
mit, nach, aus
B
durch, für, ohne
C
lijdend voorwerp
D
zu, von, seit

Slide 14 - Quiz

3de/4de naamval

Lees onderstaande zinnen en noteer voor jezelf het antwoord. Gebruik gram C+D+G+H (5 min)
1. Wir gehen nicht (zonder jullie).
2. Hast du (met hem) studiert?
3. (Tegen mij) haben sie keine Chance.
4. Wir machen uns sorgen (om haar).
5. Hast du das (van ons) bekommen.

Slide 15 - Slide

Zelfstandig werken 
Iedereen gaat zelfstandig aan de slag met de online de grammaticatrainers bij 5.5, opdrachten 53 t/m 55 +57

Opdr 53: schema invullen 3de naamval
opdr 54: vul de juiste voorzetsels in
Opdr 55: vul het juiste persoonlijk voornaamwoord in
Opdr 57: vul het juiste voltooid deelwoord in



Slide 16 - Slide

De 3de en 4de naamval met voorzetsels kan ik goed toepassen.
A
Ja
B
Nee
C
snap het niet
D
HELP!!!

Slide 17 - Quiz

Hausaufgaben
Leren Gram E+F+G+H  +lernbox 4  
Maken (indien niet af tijdens les) 53 t/m 55 +57
Diagnostische toets woensdag 17/2 Kapitel 3

Slide 18 - Slide