Successie

Populatiegrootte

Optimale omstandigheden zorgt voor groei
*klimaat
*voedsel
*leefomgeving


Ongunstige omstandigheden zorgt voor afname



1 / 22
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Populatiegrootte

Optimale omstandigheden zorgt voor groei
*klimaat
*voedsel
*leefomgeving


Ongunstige omstandigheden zorgt voor afname



Slide 1 - Slide

Biologisch evenwicht

Slide 2 - Slide

§2: Bij welke groep kunnen de organismen uit water en koolstofdioxide glucose maken?
A
Consumenten
B
Producenten
C
Reducenten
D
Afvaleters

Slide 3 - Quiz

§3: In de afbeelding is de kringloop van water schematisch weergegeven. Drie pijlen zijn genummerd.
Wat vindt er plaats bij pijl 3?
A
Condensatie
B
Stroming
C
Verdamping

Slide 4 - Quiz

§4: Een voedselketen bevat van vier schakels van 1 kg, 20 kg, 400 kg en 40 000 kg.
Hoeveel kilogram is de biomassa van alle consumenten samen?

Slide 5 - Open question

§3: Welke energierijke stoffen worden doorgegeven aan de volgende schakel in de voedselketen?
A
Stoffen gebruikt voor beweging.
B
Stoffen gebruikt voor groei.
C
Stoffen gebruikt voor verbranding.
D
Stoffen in dode resten

Slide 6 - Quiz

Op een zonnige zomerdag kom je in het bos dieren tegen. Zo zie je een vos jagen op eekhoorntjes. Eekhoorntjes voeden zich met beukennootjes die van beukenbomen vallen.

In de tekst worden voedselrelaties beschreven. Van deze voedselrelaties wordt een piramide van biomassa gemaakt. In welke tekening zie je de piramide van aantallen van het beschreven bos?
A
B
C

Slide 7 - Quiz

de biotische en abiotische factoren die invloed kunnen hebben op de populatie staan hieronder aangegeven. Maar bij welke soort horen ze? biotisch of abiotisch
Biotisch
Abiotisch 
Temperatuur
Ziekteverwekkers
Predatoren
Hoeveelheid water
Ruimte
Concurrentie

Slide 8 - Drag question

§4.3 Populaties
Biologisch evenwicht = De schommeling van populatiegroottes binnen een ecosysteem

Slide 9 - Slide

§4.3 Populaties
Een belangrijke abiotische factor is het klimaat. Organismen bezitten aanpassingen aan het milieu waarin ze leven 

Slide 10 - Slide

§4.3 Populaties
Optimale omstandigheden = als alle biotische en abiotische factoren de meest gunstige waarden hebben.
  • Als deze situatie ontstaat is de kans op het groeien van een populatie het grootst.
  • Veel ongunstige omstandigheden kunnen leiden tot een afname

Slide 11 - Slide

§4.4 Je moet kunnen omschrijven wat successie is en hierbij een pionier-ecosysteem en een climax-ecosysteem kunnen onderscheiden. 

Slide 12 - Slide

Rotsen
Een kaal stuk rots kan gaan verweren door wind, regen en vorst.

Verweren is het ontstaan van kleine scheurtjes en hierin kan mos groeien.

Van het mos kunnen andere organismen weer leven en zo ontstaat er nieuwe ecosysteem

Slide 13 - Slide

Pionierecosysteem
Onbegroeid gebied raakt langzaam begroeid, ontstaan eerste ecosysteem dit noemen we een pionierecosysteem.

Aantal verschillende soorten   is nog laag.

Slide 14 - Slide

Humus
Na verloop van tijd sterft het mos en onstaat er een ondergrond van humus.
Op de humus kunnen planten zich makkelijk hechten hoe meer humus hoe beter voor de planten.

Na verloop van tijd wordt de begroeiing dichter en ontstaat er meer schaduw (abiotisch). de schaduw is gunstig voor planten die van minder warme temperatuur houden zo kunnen nog meer planten overleven.

Slide 15 - Slide

Climax-ecosysteem

Na verloop van tijd zijn er veel planten en organisme op de grond komen te leven dit noemen we successie.

Wordt de successie doorgezet en ontstaat er een evenwicht tussen abiotische en biotische factoren spreken we van een 
climaxecosysteem

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Pionierecosysteem

- Weinig soorten
- Veel individuen van een soort
- Weinig ontwikkelde bodem
- Eenvoudig voedselweb
- Sterk wisselende abiotische factoren
Climaxecosysteem

- Veel soorten
- Weinig individuen van een soort
- Goed ontwikkelde bodem
- Complex voedselweb
- Constante abiotische factoren

Slide 18 - Slide

Het beginstadium van successie
A
Pioniersecosysteem
B
Climaxecosysteem

Slide 19 - Quiz

Wat verandert bij successie?
A
individu
B
populatie
C
leefgemeenschap
D
ecosysteem

Slide 20 - Quiz

een pioniersvegetatie is...
A
soortenarm
B
soortenrijk

Slide 21 - Quiz

Wanneer spreken we van een biologisch evenwicht?
A
Als de populatiegrootte altijd hetzelfde is
B
Als de populatiegrootte een populatiegrootte is
C
Als de populatiegrootte rond een gelijke waarde schommelt
D
Als de dieren in een populatie even zwaar zijn

Slide 22 - Quiz