Maatschappijleer H4 Paragraaf 1

Pluriforme Samenleving
Paragraaf 1

Pluriformiteit in Nederland
.

1 / 32
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Pluriforme Samenleving
Paragraaf 1

Pluriformiteit in Nederland
.

Slide 1 - Slide

Inhoud
  • Wat weet je zelf?
  • Cultuur
  • Cultuur in beweging
  • Culturele diversiteit
  • Quiz
  • Einde

Slide 2 - Slide

Pluriforme Samenleving

Slide 3 - Mind map

Slide 4 - Video

Cultuur

Wat is cultuur?
  • Normen en waarden
  • Ervaringen
  • Stierenvechten & Wapens dragen


Slide 5 - Slide

Dominante cultuur

Overheersende cultuur
  • Nederland


Slide 6 - Slide

Subcultuur

  • Specifieke levensstijl
  • Iedereen doet eraan mee

Slide 7 - Slide

Tegencultuur
  • Tegenstrijdig met de dominante cultuur
  • Bedreiging & kansen

Slide 8 - Slide

Cultuur in beweging

  • Vaste waarden en normen
  • Relatief
  • Tijd, plaats en groep
  • Normaal en abnormaal

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Culturele diversiteit

  • Verschillen

Slide 11 - Slide

Stad & platteland

  • Dorpen en steden
  • Sociale cohesie
  • Drukte en anonimiteit


Slide 12 - Slide

Jong & oud
  • Leeftijd
  • Referentiekader
  • Generatieconflict

Slide 13 - Slide

Godsdienst
  • Religie
  • Gebruiken
  • Streng of niet streng

Slide 14 - Slide

Etniciteit

  • Migratie
  • Autochtoon en allochtoon
  • Racisme?

Slide 15 - Slide

Welke vooroordelen heb jij zelf? Waarom?

Slide 16 - Open question

Slide 17 - Video

Waar komen deze vooroordelen vandaan?

Slide 18 - Open question

Quiz!

Slide 19 - Slide

Wat is de beste omschrijving? Een pluriforme samenleving is een samenleving met:
A
Veel etnische groepen.
B
Een grote culturele diversiteit.
C
Evenveel allochtonen als autochtonen.
D
Veel botsingen tussen subculturen en de dominante cultuur.

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Slide

Is de afbeelding een voorbeeld van een subcultuur, dominante cultuur of tegencultuur?
A
Subcultuur.
B
Tegencultuur.
C
Dominante cultuur.

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide

Is de afbeelding een voorbeeld van een subcultuur, dominante cultuur of tegencultuur?
A
Subcultuur.
B
Tegencultuur.
C
Dominante cultuur.

Slide 24 - Quiz

Wat is juist? Tegenculturen:
A
Hebben dezelfde cultuurkenmerken als subculturen.
B
Zijn altijd in strijd met de grondwet.
C
Hoeven niet tegenstrijdig te zijn met de dominante cultuur.
D
Zijn altijd gebaseerd op een conflictsituatie.

Slide 25 - Quiz

In de stad is meer sprake van ____ dan op het platteland.
A
Loyaliteit
B
Sociale cohesie
C
Anonimiteit
D
Rolpatronen

Slide 26 - Quiz

Wanneer is iemand allochtoon volgens het CBS?
A
Als minstens één van de ouders in het buitenland is geboren.
B
Als beide ouders in het buitenland zijn geboren.
C
Als beide ouders in Nederland zijn geboren.
D
Als de persoon zelf in het buitenland is geboren.

Slide 27 - Quiz

Mensen binnen een subcultuur:
A
Vormen een bedreiging voor de dominante cultuur.
B
Zijn bijna altijd allochtoon.
C
Horen niet bij de dominante cultuur.
D
Hebben gemeenschappelijke normen.

Slide 28 - Quiz

Wanneer noemen we cultuur relatief?
A
Als de cultuur over meerdere landen verspreid is.
B
Als het volgens je eigen mening is.
C
Als het tijd- en plaatsgebonden is.
D
Als het cultuur gefocust is op tradities in de middeleeuwen.

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Slide

Is de afbeelding een voorbeeld van een subcultuur, dominante cultuur of tegencultuur?
A
Subcultuur.
B
Tegencultuur.
C
Dominante cultuur.

Slide 31 - Quiz

Einde

Slide 32 - Slide