This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Blok 1 t/m 8
Slide 1 - Slide
Welke taken horen bij welk beroep? Sleep de taken naar de juiste functie
Expediteur
Assistent-manager internationale handel
Verschillende verkooptechnieken toepassen
Marketingplannen opstellen
Producten verkopen
Vervoerders selecteren
Transportverzekering afsluiten
Opslag van goederen regelen
Slide 2 - Drag question
Sleep de omschrijvingen naar de juiste P van de marketingmix.
Product
Plaats
Prijs
Promotie
Personeel
Je stropdassen komen uit Korea. Je kiest tussen vervoer per schip of vliegtuig.
Je twijfelt of je bamboestoelen of teakhouten stoelen zult gaan verkopen.
Je maakt reclame via Facebook en Instagram en via landelijke kranten.
Je onderzoekt hoeveel je kunt vragen voor exclusieve haarextensions uit India.
Je plant een intensieve teambuildingsdag net vóór de ramadan.
Slide 3 - Drag question
Wat zijn de belangrijke exportproducten van Nederland? Sleep de producten naar het juiste vak.
Belangrijke EXportproducten
Belangrijke IMportproducten
Zuivel
Vlees
Medicijnen
auto’s
Computers
Bloembollen
aluminium
Aardappelen
Slide 4 - Drag question
Welke organisatie doet wat? Sleep de vragen naar de juiste instantie
de ambassade
helpen met subsidies vinden
onderhoudt diplomatieke contacten met autoriteiten.
adviseert over EU-beleid, neemt deel aan Europese projecten en organiseert evenementen.
zorgen ervoor dat hun leden hun logistiek optimaal organiseren en beter internationaal ondernemen.
Slide 5 - Drag question
Welk document heb je nodig?
Sleep de documenten naar de bijbehorende handelingen.
Je gaat een pianovleugel vervoeren naar Londen voor een optreden.
Je vervoert per vrachtauto houten klompen van Nederland naar Tunesië.
Je gaat met een vrachtschip oude auto’s vervoeren van Rotterdam naar New York.
Je vervoert kistjes met paprika’s met de vrachtwagen van Zoetermeer naar München.
CMR
TIR
ATA
Bill of lading
Slide 6 - Drag question
Een vrijhandelszone is de meest losse vorm van economische samenwerking
A
waar
B
niet waar
Slide 7 - Quiz
Slide 8 - Slide
Bekijk de afbeelding. Op de afbeelding zie je de ....
A
Europese Unie
B
Monetaire Unie
C
Schengenlanden
Slide 9 - Quiz
diepste laag
midden laag
buitenste laag
gaat over de overtuigingen en de gevoelens van mensen
gaat over de normen en waarden van mensen.
het zichtbare gedrag van mensen
Wat hoort bij welk welke laag van cultuur? sleep de omschrijving naar de juiste laag
Slide 10 - Drag question
Het geven van een relatiegeschenk is in Frankrijk bij de eerste ontmoeting gebruikelijk.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 11 - Quiz
Wat is de Brexit? Schrijf je antwoord op.
Slide 12 - Open question
Wie doet wat? Sleep de omschrijving naar het juiste beroep
importeur
handelsagent
expediteur
Persoon die producten invoert uit een ander land.
Iemand die bemiddelt bij de totstandkoming van handelsover-eenkomsten.
Transportbemiddelaar.
Slide 13 - Drag question
een principaal is een opdrachtgever.
A
waar
B
niet waar
Slide 14 - Quiz
Wat is de hoofdstad van Zweden?
A
Göteborg
B
Karlstad
C
Stockholm
D
Orebro
Slide 15 - Quiz
Wisselkoers Zweedse Kronen: 1 euro = 10,3031 Zweeds Kronen (SEK)
Hoeveel € zijn 350 Zweedse kronen? Geef je berekening
Slide 16 - Open question
Bekijk het kaartje van Duitsland. Sleep onderstaande plaatsen naar de juiste plek op de kaart
1
2
3
4
Berlijn
Düsseldorf
Hamburg
München
Slide 17 - Drag question
Als iemand het met je eens is, zal hij jouw eigen houding vaak spiegelen
A
waar
B
niet waar
Slide 18 - Quiz
Er zijn 2 soorten accijns goederen, tabak en minerale oliën
A
waar
B
niet waar
Slide 19 - Quiz
Hieronder staan de do's bij het handelen met Vietnam. Welke hoort er niet bij?
A
De traditionele Vietnamese groet bestaat uit het tegen elkaar plaatsen van de handpalmen en het buigen van het hoofd.
B
Draag nette en bedekte kleding naar een zakelijke afspraak.
C
In Vietnam nemen mensen snel besluiten. Ze nemen hier niet echt de tijd voor, alles moet snel.
D
Leer de hiërarchie kennen bij zakenpartners. Vietnamezen zijn gewend aan hiërarchie. Ook al hebben ze zelf een beter idee, ze doen wat de baas vraagt
Slide 20 - Quiz
Welke omschrijving hoort bij welke vorm van invoerrechten?
Sleep de soort invoerrechten naar de bijbehorende omschrijving.
De hoogte van de invoerrechten is een percentage van het gewicht van de ingevoerde goederen.
De hoogte van de invoerrechten is een percentage van de waarde van de ingevoerde goederen.
Invoerrechten op producten met een lagere prijs in het thuisland dan in de EU.
Limiet aan de hoeveelheid goederen die per jaar ingevoerd mogen worden.
Ad valorem-invoerrechten
Antidumpingheffing
Contingent
Specifieke invoerrechten
Slide 21 - Drag question
Tamara heeft kerstartikelen voor kinderen besteld. Het is nu eind september. Voor welke vorm van vervoer kan Tamara het beste kiezen?
A
per boot
B
per vrachtwagen
C
per vliegtuig
Slide 22 - Quiz
Een cognossement is een vrachtbrief voor vervoer over water
A
waar
B
niet waar
Slide 23 - Quiz
Leg het woord ‘representatief’ in je eigen woorden uit.
Slide 24 - Open question
In welk werelddeel ligt India?
A
Afrika
B
Azië
C
Europa
D
Oceanië
Slide 25 - Quiz
We kunnen maximaal € 10.000,- uitgeven aan de grondstoffen. Daar mogen we absoluut niet overheen gaan.
De grondstoffen moeten binnen een maand te leveren zijn.
Ze moeten op rekening betaald kunnen worden.
Welke offerte kies je?
A
Cornking
B
van Diemen
Slide 26 - Quiz
De wisselkoers is €1 = 85 roepie Hoeveel roepie is €25.680
Slide 27 - Open question
Welke drie soorten kosten bepalen de douanewaarde wanneer je een product van buiten de EU invoert in Nederland? Schrijf je antwoord op. De douanewaarde is de optelsom van:
Slide 28 - Open question
Bij de incoterms D-groep zorgt de leverancier voor het totale vervoer en draagt alle risico’s en kosten.
A
waar
B
niet waar
Slide 29 - Quiz
Bekijk het kaartje van Duitsland. Sleep onderstaande plaatsen naar de juiste plek op de kaart
1
2
3
4
5
6
New York
Chicago
Miami
San Fransisco
Los Angeles
Washington
Slide 30 - Drag question
Als verkoper onderhandel je met de koper. Wat is slim om te doen?
Sleep de juiste antwoorden naar het juiste vak.
WEL slim om te doen tijdens het onderhandelen met de koper.
NIET slim om te doen tijdens het onderhandelen met de koper.
Zorgen voor een goede voorbereiding
Beleefd en aardig zijn, maar niet té vriendelijk.
Je emoties gebruiken om je positie te versterken.
Interesse tonen in de klant door vragen te stellen.
Iets terugvragen als je korting geeft, bijvoorbeeld eerder betalen.
Direct korting geven aan het begin van de onderhandelingen.
Slide 31 - Drag question
Wat betekent MVO?
Slide 32 - Open question
Welke P hoort er niet bij?
A
Product
B
People
C
Planet
D
Profit
Slide 33 - Quiz
Voor welk soort producten is het keurmerk Biokreis?
Slide 34 - Open question
Waar staat dit logo voor?
Slide 35 - Open question
In het telefoon alfabet gebruiken we de naam Willem voor de letter W
A
Waar
B
Niet waar
Slide 36 - Quiz
In het internationale telefoon alfabet zeg je de letter i als...
A
Izaäk
B
Italia
C
Iris
D
Israel
Slide 37 - Quiz
Een Engelssprekende klant wil meneer van der Molen spreken. Jij vertelt de klant dat meneer van der Molen hem vanmiddag zal terugbellen.
Kies de juiste Engelse zin.
A
Mister van der Molen will call you back this midday.
B
Mister van der Molen will ring you back this afternoon.
C
Mister From the Mill rings you back this afternoon.
D
Mister van der Molen will call you back this afternoon.