This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Blok 4 t/m 6
Slide 1 - Slide
Een ander woord voor accijns is verbruiksbelasting
A
waar
B
niet waar
Slide 2 - Quiz
Er zijn 2 soorten accijns goederen, tabak en minerale oliën
A
waar
B
niet waar
Slide 3 - Quiz
Hieronder staan de do's bij het handelen met Vietnam. Welke hoort er niet bij?
A
De traditionele Vietnamese groet bestaat uit het tegen elkaar plaatsen van de handpalmen en het buigen van het hoofd.
B
Draag nette en bedekte kleding naar een zakelijke afspraak.
C
In Vietnam nemen mensen snel besluiten. Ze nemen hier niet echt de tijd voor, alles moet snel.
D
Leer de hiërarchie kennen bij zakenpartners. Vietnamezen zijn gewend aan hiërarchie. Ook al hebben ze zelf een beter idee, ze doen wat de baas vraagt
Slide 4 - Quiz
Welke omschrijving hoort bij welke vorm van invoerrechten?
Sleep de soort invoerrechten naar de bijbehorende omschrijving.
De hoogte van de invoerrechten is een percentage van het gewicht van de ingevoerde goederen.
De hoogte van de invoerrechten is een percentage van de waarde van de ingevoerde goederen.
Invoerrechten op producten met een lagere prijs in het thuisland dan in de EU.
Limiet aan de hoeveelheid goederen die per jaar ingevoerd mogen worden.
Ad valorem-invoerrechten
Antidumpingheffing
Contingent
Specifieke invoerrechten
Slide 5 - Drag question
Tamara heeft kerstartikelen voor kinderen besteld. Het is nu eind september. Voor welke vorm van vervoer kan Tamara het beste kiezen?
A
per boot
B
per vrachtwagen
C
per vliegtuig
Slide 6 - Quiz
Een cognossement is een vrachtbrief voor vervoer over water
A
waar
B
niet waar
Slide 7 - Quiz
Leg het woord ‘representatief’ in je eigen woorden uit.
Slide 8 - Open question
In welk werelddeel ligt India?
A
Afrika
B
Azië
C
Europa
D
Oceanië
Slide 9 - Quiz
We kunnen maximaal € 10.000,- uitgeven aan de grondstoffen. Daar mogen we absoluut niet overheen gaan.
De grondstoffen moeten binnen een maand te leveren zijn.
Ze moeten op rekening betaald kunnen worden.
Welke offerte kies je?
A
Cornking
B
van Diemen
Slide 10 - Quiz
De wisselkoers is €1 = 85 roepie Hoeveel roepie is €25.680
Slide 11 - Open question
Welke drie soorten kosten bepalen de douanewaarde wanneer je een product van buiten de EU invoert in Nederland? Schrijf je antwoord op. De douanewaarde is de optelsom van:
Slide 12 - Open question
Bij de incoterms D-groep zorgt de leverancier voor het totale vervoer en draagt alle risico’s en kosten.
A
waar
B
niet waar
Slide 13 - Quiz
Rosalie heeft een grote order uit China ontvangen. Nu is het tijd om het vervoer op de juiste manier te regelen. Rosalie wil de drones per vliegtuig verzenden. Ze vraagt jou om daarbij te helpen.
Welke incoterm geldt als Rosalie de kosten voor het vervoer van de drones betaalt?
A
CIP: Carriage Insurance Paid to
B
CIF: Cost Insurance Freight
C
CPT, Carriage Paid To
D
CFR: Cost FReight
Slide 14 - Quiz
Bekijk het kaartje van Duitsland. Sleep onderstaande plaatsen naar de juiste plek op de kaart
1
2
3
4
5
6
New York
Chicago
Miami
San Fransisco
Los Angeles
Washington
Slide 15 - Drag question
Als verkoper onderhandel je met de koper. Wat is slim om te doen?
Sleep de juiste antwoorden naar het juiste vak.
WEL slim om te doen tijdens het onderhandelen met de koper.
NIET slim om te doen tijdens het onderhandelen met de koper.
Zorgen voor een goede voorbereiding
Beleefd en aardig zijn, maar niet té vriendelijk.
Je emoties gebruiken om je positie te versterken.
Interesse tonen in de klant door vragen te stellen.
Iets terugvragen als je korting geeft, bijvoorbeeld eerder betalen.
Direct korting geven aan het begin van de onderhandelingen.